persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
VOLK/ STAD – 26 april 2020 – Stel dat koning Boudewijn op uitnodiging naar de Groentenmarkt was gekomen… Zodat onze fictieve stadhuisklerk ‘Corneel van het Bureel’ aan onze vorst had kunnen uitleggen hoe ingewikkeld de Tierenteyn familiekwestie was…
Dit is een persiflage, in de zin van ironische nabootsing, van het boek ‘Brief aan Boudewijn‘ door Walter van den Broeck. In dat boek bracht de auteur in 1980 het ‘relaas van een fictieve wandeling’ met de koning door zijn geboortewijk in augustus 1950: de arbeiderscité in Olen. Bron
Het leefde al lang in het hoofd van Corneel van het Bureel, fictief stadhuisklerk aan de Botermarkt, om koning Boudewijn uit te nodigen en hem te dien gelegenheid zijn geliefde Gent te laten zien. Je merkt het. Het verhaal is al een beetje belegen. De koning is straks al drie decennia dood. Leve de koning!
We spreken dus in de verleden tijd.
Corneel van het Bureel had het boek van Walter van den Broeck gelezen. Vooral datgene waar hij samen met Boudewijn, gezeten in diens limousine, in het stadje Olen toert, teneinde de arbeidersbuurt van de schrijver’s jeugd door de koning te laten aanschouwen. Alvorens het zo ver was gekomen, had Walter aan Boudewijn een brief geschreven.
Corneel werd door Walter’s daad geïnspireerd. Hij had wat van die brief zitten spieken, omdat hij eerst de juiste aanhef niet vond. Maar niet te letterlijk, om niet door de mand te vallen. Bv. schrijven dat zijn vader met een Amerikaanse senator had gecorrespondeerd, zoals Walter had gedaan, of dat zijn moeder een fervente royaliste was, deed hij niet. Wel nam hij enkele plechtstatigheden in de briefstijl over. Zoals: “Sire, U die onverpoosd een levendige belangstelling voor het culturele leven… aan de dag pleegt te leggen…” “In bijzonderheid voor Gent” voegde hij eraan toe, geheel onwetend of dit wel het geval was.
Corneel van het Bureel had anno 1990 een brief gericht aan de Koning der Belgen waarin die werd uitgenodigd om een toer te maken doorheen het Gent van Corneel’s jeugd. Niet de arbeiderswijk bij de metallurgie, zoals bij Walter van den Broeck. Wel zou de Groentenmarkt met haar Groot Vleeshuis, penshuisjes en Franse fontein, centraal in de tour staan.
Corneel was daar opgegroeid en kende de historie van vele der families.
Hij wou met de koning nog kunnen delen wat mooi was. Hij was bang dat de opgeschoonde maar ontzielde Groentenmarkt snel zijn wortels helemaal zou verliezen. Hij wou de koning dus een stukje échte Gentse geschiedenis tonen, nu het nog net kon.
Neem nu Tierenteyn die al sinds 1790 mosterd maakt. Dit is het jaar na de Franse Revolutie! Zo lang al! Die hadden allang koninklijk leverancier moeten zijn. Dit had Corneel enigszins stoutmoedig in zijn brief geschreven. De koning moest “verschieten“, dan zou hij misschien komen.
En zijn wil geschiede! De koning liet zijn kabinetchef Jacques van Ypersele de Strihou met Corneel van het Bureel telefoneren om een bezoek te regelen.
Koning Boudewijn zou officieus komen. Speciaal voor Corneel. Een traditioneel protocol door het Stadhuis diende dus niet worden voorzien.
Geen “taramboem, onze ezel kan niet schij-ten’. Want zijnen hol is toegeplakt met colle!” zoals zo stout in Walter’s boek staat neergeschreven. Een oude parodie op het aanhef van het Vaderlands Lied.
In Olen had Boudewijn discreet samen met Walter van den Broeck in zijn limousine rond gereden. Afin, discreet kun je in een gat als Olen nooit zijn als je in een limo rijdt. Edoch, hij was er ook officieus.
In Gent zou hij zich vanaf het Stadhuis naar de Groentenmarkt verplaatsen in een paardenkoets. Om de korste weg te verzekeren, zou de Donkersteeg – rue du Paradis – lees op deze blog over Franstalige straatnamen in Gent – vrij van voetgangers worden gehouden. Zodat van het Goudenleeuwplein meteen de Groentenmarkt kon worden bereikt.
Corneel had ongelijk Walter, de koning niet uitgenodigd om zichzelf te confronteren met zijn afkomst, met de sociale geschiedenis, met de verschuiving van materiële naar geestelijke armoede in zijn geboortewijk… Niets van dit alles! Corneel had de koning uitgenodigd om enkele echte oude Gentse menselijke geschiedenissen te vertellen.
Het paard hield halt bij de Kortemunt, vlakbij de Sarma. De laatste tien meter naar Tierenteyn zou Boudewijn te voet doen.
“Het zit alzo, Sire”, zei Corneel: “Augustus Tierenteyn, tweede generatie mosterdmakers, huwde in 1855 Adelaïde Verlent. Na zijn dood zette de weduwe de zaak verder vandaar de bedrijfsnaam ‘Vve Tierenteyn-Verlent’. In 1958 werd de zaak overgenomen door Jean Caesens. Zijn dochter en kleindochter waken over het traditionele recept van deze donkere en vrij vloeibare mosterd.” Bron
De koning liep op typisch “boudewijnachtige wijze“: met het hoofd licht scheef gebogen, schuin opzij kijkend naar zijn metgezel. De armen hield hij als winkelhaken op de rug van zijn stijfgestreken colbert. Hij had nog nauwelijks een woord gezegd sinds zijn aankomst in Gent. In het stadhuis had de burgemeester “si & la” verkocht, daarna waren ze aan de kant van de Botermarkt in de koets gestapt en nu stonden ze hier.
Niet enkel zijn lichaamsexpressie, ook Boudewijn’s taal was wat houterig, zeker als hij Nederlands probeerde te spreken. “Oewat kaan we ier zien, Cornel” vroeg hij ingespannen, terwijl een blauwe-bloed-ader op zijn voorhoofd verscheen .
“Sire” gaf Corneel plechtig aan, bij Tierentyen gaat het zo: “de fijngemalen mosterd werd vanuit de kelder – waar ze gemaakt werd – in een houten ton in de winkel gepompt. Hier werd ze dan voor de ogen van de klant uitgeschept in de handgedraaide stenen potjes of glazen bokaaltjes.” Bron
“Dit deden ze hier al voordat uw voorvaderen de Belgische troon bestegen: al in 1790! Eerst kregen ze hier de uitwassen van de Franse Revolutie over hen heen. Een paar jaar later zou het Franse leger van Napoleon hier al staan. En daana moesten ze nog doorheen de Hollandse Tijd!”
Omdat hij zich van zijn beste kant wou tonen tijdens de koninklijke aanwezigheid, wou Corneel zijn uitleg niet beperken tot mosterd alleen. Hij wou de vorst welwillend wat geschiedenis voorleggen die hem heel zeker zou aanstaan. Dat de Gentenaars na de val van Napoleon een Napoleontisch nest waren gebleven, en na het verdrijven van Willem I, ook een Orangistisch nest, bracht Corneel niet ter sprake. Dat zal Boudewijn wel uit zichzelf geweten hebben. Hoedanook, Gent was geen toonbeeld van royalisme.
De koning betrad het pand, terwijl Corneel voort breide aan zijn uitleg.
“Ferdinand Tierenteyn verzekerde sinds 1818 de ambachtelijke productie van de verfijnde en pittige mosterdsoorten en,
weet u Sire, de Vlaamse schrijver Willem Elsschot schreef er verzen over! De brave man, geboren in 1882, was in hoofdzaak verkoper, maar in bijzaak schrijver. En toen hij eens een job had waarbij hij moest schrijven om den brode, dan maakte hij reclameverzen voor Tierenteyn.” Bron: De Mosterdverzen, Vic Van De Reijt
“En welk adres stond daar toen onder als verkooppunt, Sire? Wel: Bisschop Seghersplein 16. Dit is aan de voet van de Brugsepoort, vlakbij de Sint-Jan-Baptistkerk. De mosterd kon heel zeker niet uit die kelder blijven komen. De klantenaantallen zwollen aan. Niet enkel consumenten werden beleverd vanuit de winkel, grotere afnemers waaronder groothandel, werden beleverd vanuit een fabriekske.”
Aan de buitenkant van dit winkeltje aan de Groentenmarkt was het niet te vermoeden dat de familiekwestie ingewikkeld in elkaar zat. Je kon wel enigszins iets vermoeden aan die “Verlent” die bij “Tierenteyn” als gevelopschrift toegevoegd stond. Corneel vond dat hij enigszins klaarheid diende te scheppen in de ingewikkelde Tierenteyn familiekwestie.
“En vergeef mij Sire dat ik veel voornamen van erfgenamen-Tierenteyn afratel. Er is Ferdinand, Petrus, Augustus…”
Corneel gluurde even van het spiekbriefje dat hij voor deze gelegenheid had opgemaakt.
“Gaat u even zitten, Sire”, verzocht hij Boudewijn vriendelijk “want deze familiekwestie is niet in één twee drie uitgelegd.” Corneel: “In 1840 staat Petrus Tierenteyn reeds vermeld. Het bedrijf staat in die tijd ingeschreven op ‘Groenselmarkt 8’.
Petrus introduceerde al een zekere automatisering door het gebruik van een stoommachine. Hij maakte een klein imperium, inclusief een fabriekske.
Petrus had 7 kinderen. Slechts enkelen van hen legden zich toe op de mosterdproductie. Augustus (1833-1866) nam de kruidenierszaak over. Ferdinand (1828-1868) nam de productie met de stoommachine over en werkte vanaf 1861 in een fabriekske aan de ‘Brugschen Steenweg 34’- nu het Emilius Seghersplein.
Twee van Ferdinand’s zonen, Edmond (1855-1938) en Richard (°1858), verkochten elk hun mosterd in aanpalende woningen op de kleine Vismarkt. Nu vindt men op deze adressen koffie- en theespeciaalzaak Simon Levelt en frituur ’t Puntzakje. Edmond zal de lijn van Ferdinand Tierenteyn verder zetten.”
“Edmond laat het fabriekske aan zijn zoon Ferdinand II. Deze trouwde met Zoë Ghesquire, die na de dood van haar man de zaak overliet aan een niet-Tierenteyn. Fredegand Meireleire neemt de zaak in 1939 over. In 1956 verhuisde het fabriekske naar de Sparrestraat 49. Aan de mosterdactiviteit voegde hij de azijnbrouwerij toe.
Diens dochter Rolande, en haar zoon Guy Mortier beheerden het bedrijf tot 2009. Dan nam Bernard Desrumaux de zaak over.”
“Die andere zoon van Petrus, niet Ferdinand die het fabriekske overnam, maar Augustus die de kruidenierszaak overnam, huwde in 1855 met Adelaïde Verlent. Ze vestigden zich in een winkel op de Kortemunt, want vader Petrus had al meerdere panden in bezit. Augustus stierf jong en zijn vrouw zet de zaak verder. Vandaar de toevoeging ‘Vve’, de Franse afkorting voor weduwe, en de naam ‘Verlent’. Adelaïde verhuisde de winkel in 1867 definitief naar de Groentenmarkt 3.”
“Maar het is nog niet alles, Sire. Het is ingewikkeld, die familiekwestie Tierenteyn! De kinderen Zulma en Felix namen de zaak van hun moeder over. Zulma werkte in de winkel, terwijl Felix mosterd maakte in de Hoogpoort. Zulma deponeerde in 1923 het merk van de mosterd. Ze haalde het ontwerp van het label – met de kenmerkende lachende halve maan – uit de gevel van de vorige zaak.
In 1942 trouwde Felix Tierenteyn op tweeëntachtigjarige leeftijd voor het eerst met Zoë Ghesquire, de weduwe van zijn jongere neef, Ferdinand Tierenteyn. Het lijkt even op een verzoening tussen de twee takken van de familie, maar de problemen raakten niet opgelost en beiden firma’s werden in vreemde handen overgelaten. Dit was 1947.” Bron
Zag de koning bleek omdat de uitleg over de familiekwestie door Corneel zo ingewikkeld en langdradig werd gebracht? Corneel van het Bureel had het over het naaldje van de draad gehad. Er mocht geen misverstand over bestaan, over die Tierenteynkwestie. Koningskwesties en dynastieën worden toch ook breedvoerig uit de doeken gedaan. Just is just!
Of zag de koning bleek omdat hij zonet te straffe Tierenteyn had mogen degusteren?
Het was tijd om het bezoek af te sluiten. Het paard stond buiten al ongeduldig te trappelen. De paardenkoets voer meteen richting Botermarkt. Aldaar besteeg koning Boudewijn zijn Mercedes 600 Pullman.
“De auto uit de jaren 60 bevat, naast een koelkast, ook op de zetels gerichte oranje spotjes die de huid van de inzittenden er beter moet laten uitzien” zo stond er te lezen in de krant De Tijd.
Dat kan van pas komen als je geel-groen ziet door het overmatig proeven van Tierenteyn mosterd! F.D.
Lees ook op deze blog:
Groeten van de Groentenmarkt en de Pensmarkt
STRATEN/ STAD – Kortemunt 3: van tinproducten naar kroketten
Lees ook op deze blog: