VOLK – 1959: “Ik was veertien, van den buiten, en liep school in Gent”


header copie - aangepast persblog.be - kopie (2)persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina

VOLK – 22 februari 2022 Aalteraar Etiënne Van Eeghem ging in 1959  – op zijn 14de – naar de school van Carels aan de Offerlaan. Hij herinnert zich nog de omgeving, de gebouwen, de leraars en de vakken, alsof het gisteren was. Hij leerde er voor onderhoudspaswerker. Hij studeerde af in 1964.
Exclusief voor persblog.be: een relaas over de schoojaren van zeventiger Etiënne Van Eeghem.

Het is ‘Etiënne’, met trema op de tweede ‘e’

Deel I: Boemeltreintje, dagelijks schoolritueel, ‘Onderhoudspaswerker’, anekdotes

‘De School van Carels’ aan de Offerlaan nr. 2. In 1839 startte Charles Louis Carels een constructiewerkhuis, waar stoommachines werden gemaakt. De firma Carels stichtte de vakschool ‘Carels’ naast zijn ateliers. Die waren toen gevestigd aan de Offerlaan, op de hoek met de Neermeerskaai. ‘Carels’ werd ‘CNRS’, na de fusie met andere scholen, waaronder de textielschool van Henri Story.Die school werd later de stadsschool GITO Gent en fuseerde in 2009 met KTA tot KTA-GITO.
Boemeltreintje

Etiënne Van Eeghem: “Onze buurjongen die een jaartje ouder was, liep er al school… Hij zou mij wegwijs maken in de ‘School van Carels’ in Gent. Het vergde heel wat aanpassing om, vanuit een dorpsgemeenschap, iedere dag van Aalter naar Gent te tuffen.
De schoolgaanden, en de madammen van alle slag, namen in Aalter om 7u20 het boemeltreintje om naar hun school of werkplek te reizen. Het passagiersaantal nam gevoelig toe naarmate de reis vorderde. Langzaam liepen alle treincompartimenten vol. Zij die in de ‘Grand Bazar‘, of andere grootwarenhuizen, en in de naaiateliers werkten, waren goed vertegenwoordigd. Wij, schoolgaanden, voelden ons na een tijdje op ons gemak tussen die dames.”

Etiënne: “Eens hebben we ons moeten verantwoorden voor ons gedrag op de trein! Het was examentijd. Velen onder ons wilden nog wat leerstof doornemen tijdens de treinrit. Maar als de madammen er bij kwamen zitten vanaf Landegem-station, vulden die de wagon met een gekweel van jewelste. Iemand had een idee: ‘Wie heeft er een pijp? Morgen brengen we die mee en dampen er op los.’ Zo gezegd, zo gedaan.
Het compartimentje in de wagon was in een oogwenk gevuld met rook van ‘straffe toebak’. Maar er was er ener dame die connecties had met een spoorwegbediende, en die kaartte dit euvel aan. Gevolg: in geen tijd werden we op het appèl geroepen. Gelukkig bleef het bij een uitbrander.”

Etiënne: “Opstappen om 7u20 was voor ons vroeg, maar werd snel een gewoonte. Je was tussen vrienden en vriendinnen. Dat scheelde. Zij die enkele jaren ouder waren, kwamen wel eens een verhaal over hun weekend vertellen. Dat werd gesmaakt. Het ritje duurde zo’n goeie 20 a 25 minuten voor we Gent Sint-Pieters binnen bolden. Dan moesten we nog van het spoor tot aan het einde van de voetgangerstunnel, voorbij de ticketcontrole in de centrale hall. Vanaf daar was het zo’n 12 minuten stappen door de Koning Albertlaan naar de school. Voorbij de Albertbrug namen we de kortste weg naar de Offerlaan: over een pad, bezaaid met storthopen aarde en steenpuin. Dat pad was aangelegd met vuistgrote stenen ofte gravé. Daar brak ik eens mijn voet…

Etiënne’s vader deed al jaar en dag hetzelfde treintraject: de reisweg tot Gent Sint-Pieters. Maar hij nam vervolgens de tram tot aan Vynckier. Het laatste stuk naar de Fonderie van Carels aan Dok Noord deed hij te voet. [Dok Noord]

Dok Noord (in het huidige woon- en winkelcentrum – Werkhuizen Carels, later ACEC

Dagelijks schoolritueel

Etiënne: “We arriveerden op school waar om 8u10 de rangen werden gevormd tussen het hoofdgebouw en de verpleegpost. Bij het hek was het bureau van directeur Maréchal. Die nam daar altijd als eerste het woord. Vervolgens kwam ene Gelaude melding maken over allerhande, incluis: verordeningen van de stadspolitie. Jongens die zich desgevallend moesten komen verantwoorden, werden daar publiekelijk aangemaand om naar de directeurspost te gaan.”

De schoolpoort

Onderhoudspaswerker

Eti¨¨enne: “Aangezien ik al een voorbereidend jaar in eigen gemeente achter de rug had, kon ik onmiddellijk naar de tweede klas ‘Algemene metaalbewerking’. Dit was toen nog bij meester Batslé. Hij was een boom van een vent en had de bijnaam ‘den bokser’. We kregen we alle voorbereidende instructies, om later te kunnen doorstromen naar het onderhoud van textielmachines.

UCO – de Hemptinne

Echter in het derde jaar werden we door de directie samengeroepen voor een belangrijke mededeling: de UCO bouwde haar aktiviteiten af, en er kwam een grote malaise in de plaatselijke textielondernemingen. Gezien de omstandigheden konden we nu kiezen tussen een doorstroming naar de A2 of A3 met specialisatiejaar, of naar geheel een andere richting. Ik koos voor ‘Onderhoudspaswerken‘ en een specialisatiejaar ‘Matrijzenbouw‘.”

Anekdotes

Etiënne: “Na het ochtendritueel bij de schoolpoort vertrokken we, naargelang, naar de klas of naar het werkhuis. Op een keer kwamen we aan de werkhuizen ‘Onderhoudspaswerken’ van meester Middelaere, meester Bosschem, meester Van Daele (matrijzenbouw paswerken) en meester Cantaert. Niemand kreeg de sleutel in het slot. Ook de ingang van ‘de A2‘ onder de galerij en de lokalen van andere leraars waren hetzelfde lot beschoren. Niemand kon binnen! Bij nader toezien, vond men in ieder slot een plug. Later bleek dat iemand die gebuisd was, zijn ongenoegen had geuit door de sloten te saboteren.
Er heerste een aangename sfeer in dit werkhuis. Aan de zijkant was een kleine smidse waar we onze eigen machinebeitels leerden vervaardigen. Ieder had een machine ter beschikking om zijn opdracht uit te voeren. Was er gekraak, dan was het mis.”

Etiënne: “We moesten voor meester Cantaert als eindwerk voor de A3, een bureaustoel maken. Alle bewerkingen kwamen er aan te pas, zo ook het plaatslagen. Uiteindelijk moest die stoel met kunstleder gegarnierd worden. Ik –  één van zijn beste leerlingen – krabde me achter de oren: ‘hoe zou ik dit aanpakken?’ Nadat ik vele malen had geprobeerd, zag meester Cantaert aan mijn lichaamstaal dat ik het niet eens was met de wijze waarop ik de opdracht moest uitvoeren. Hij riep mij toe in zijn Gents dialect: ‘keunde gij da beter‘ ?
‘Ja’ knikte ik. ‘Kom tons moar ne kier iere‘. Ik verwees naar het thuiswerk van mijn vader. Na zijn uren was hij stoffeerder, en ik hielp hem daar vaak bij. ‘Toon ons dat eens voor!’ brulde de meester. In overleg met zijn collega Middelaere kon ik mijn kunde demonsteren en de stoel perfect afwerken in sneltempo. Toen ik 10 jaar later op een opendeur langs ging, was die stoel nog altijd in gebruik.”

Etiënne: “Nog een anekdote. Als meester Cantaert een slechte dag had, en de leerlingen naar zijn goesting te veel babbelden, gooide hij een plastieken hamer naar hun kop. Als repliek zongen we dan soms uit volle borst het lied ‘Volare Cantare oh oh oh‘. Het hele werkhuis werd dan een café chantant. Het kleine mannetje liep dan nors, voorovergebogen, boven zijn bril uitturend naar zijn bureau, waar hij uiteindelijk de glimlach niet kon bedwingen.”

Offerlaan – Achter de eerste twee lage vensters zaten: werkhuis ‘Paswerken’.
Achter het klein hoger venster: de kleine ‘Smidse’.
De lage vensters naar de ingang van de school toe: het ‘A2 werkhuis’.
Op de verdieping was de afdeling ‘elektriciteit’.
Offerlaan, achter die bruine gevel zat de textielafdeling

Etiënne: “De leslokalen waren over het hele schooldomein verspreid. Tot in de kleinste uithoek was er wel een lokaaltje. De vakken ‘Natuur en wetenschappen’ van meester David, en de Franse les van meester De Mey – alias ‘Den Bom’, een oud militair – werden onderwezen in de paviljoentjes op het Storyplein. [Het ‘Storyplein’ waarover hier sprake, is niet dit aan het eind van Steenakker, maar wel een inmiddels verdwenen plein bij het executieoord aan de Offerlaan] Meester David – alias ‘Piepoog’ – zette tijdens de examen een zonnebril op, of las de krant met een gaatje er in. Zo viel het niet op wie hij in de gaten hield.
Ik herinner mij als gisteren één van de commando’s van meester De Mey met borstelsnor: ‘Jusque aux porte drapeaux’. Dan mocht de rang tot aan de vlaggenmasten, net buiten de schoolpoort, stappen.
Wiskunde-meester Claeys was een crème van een vent. Hij was reserve onderofficier en had, bij zijn laatste oproeping in het leger, beide handen verloren. Tijdens het bergen van niet ontplofte handgranaten was er één in zijn handen afgegaan. Gezien hij kunsthanden had, moest hij voortdurend een beroep doen op zijn leerlingen.”

Na zijn leertijd als ‘onderhoudspaswerker’, ging Etienne ook nog voor ‘onderhoud van gebouwen’, herschoolde tenslotte tot ‘besturen van NC machines en fijn slijptechniek’ met diamantslijpschijven. Als hobby werd hij edelsteenslijper met zelfontworpen machines.

Etiënne Van Eeghem

Ga naar Deel II: Onze leraars van toen: ‘De Pieps’, ‘Schele Juul’, ‘Den Boer’, ‘Tsjiele’…

De tekeningen en sommige foto’s zijn afkomstig uit het ‘Herinneringsboek’ dat Etiënne meekreeg bij zijn afstuderen aan de School van Carels.

Terug naar hoofdpagina

 

Naar Facebook

Lees ook op deze blog:

VOLK – ARTIKELOVERZICHT 2022-2023-2024