persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
HOE DE INQUISITIE WERD MISBRUIKT OM PERSOONLIJKE VETES TE BESLECHTEN
VOLK/ STAD – 18 oktober 2021 – Door het gestook van een pastoor en zijn vele verdachtmakingen van ketters of geuzen, ontstond in Kortrijk een kafkaiaanse situatie waarbij vele magistraten hun onschuld dienden te bewijzen. Daartoe gingen ze soms anderen valselijk beschuldigden om zelf aan vervolging te ontsnappen. Zondebokken werden aangeduid, en tegelijk werden persoonlijke vetes beslecht. Het verhaal eindigde in Gent, in de folterkamer van het Gravensteen, en vervolgens op het Sint-Veerleplein. Voor de één: aan de galg; voor de ander: op het schavot.
“Op het Gentse Sint-Veerleplein, in de schaduw van het Gravensteen, werd op 19 februari 1574 ene Willem vanden Ameye aan de galg opgehangen. Ruim een maand later, 26 maart 1574, werd op een schavot bij de pilaren van het Gravensteen de genaamde Jan Haesbyt gehalsrecht. De stadschroniqueur Jan van de Vivere verhaalt hoe de beul van Gent daartoe een nieuwsoortig executie-instrument uittestte: de terdoodveroordeelde zat in een “dronckaerts stoel, gheheel nieuwe“. Maar door de slag van het beulszwaard brak het meube1 in
stukken, zodat het onthoofde lichaam in vrije val ten gronde tuimelde. Van de Vivere achtte het voorval curieus genoeg om het in zijn Gentse stadskroniek op te nemen, maar hij weet niets te verte11en over de persoon zelf noch over de reden van diens doodvonnis.”
Zo begint historicus Johan Decavele zijn essay over hoe ketters en papisten elkaar bevochten in het Kortrijkse stadsbestuur tussen 1561 en 1580. Gelovig of geus, het deed er niet toe. Vermeende of echte ketters werden verklikt om persoonlijke vetes te beslechten. Er was dreigement, intrige, verdachtmaking en beschuldiging, en tenslotte terdoodveroordeling.
De zaak van een valselijk beschuldigde, een in Kortrijk ingeweken Bruggeling, werd in het Gentse Gravensteen beslecht. De intriganten haalden bakzeil. Twee kregen de doodstraf. Op het Sint-Veerleplein werd de één opgehangen en de ander onthoofd.
Pastoor gaat boekje te buiten – Jacob Tsantele, sinds 1556 pastoor van de Kortrijkse Sint-Maartenskerk, had in 1561 voor het eerst de knuppel in het hoenderhok gegooid. Aanleiding was de arrestatie van twee geuzen. De hoogbaljuw nodigde pastoor Tsantele uit om met de gearresteerden te spreken, ten einde hen terug “op het goede spoor” te krijgen. Die stemde toe op voorwaarde dat hij mocht kiezen welke schepenen aanwezig mochten zijn bij de confrontatie. Dit was een uiting van zijn grote achterdocht over de partijdigheid van sommige schepenen. Hij kreeg zijn zin: het dispuut greep plaats uitsluitend in aanwezigheid van “goede ende catholicque scepenen, zonder suspicie van smette” . Maar het gebeurde lokte verontwaardigde protesten uit van de kant van de gewraakte wethouders.
Lokaal inquisiteur zwart gemaakt – Op gegeven ogenblik werd lokaal inquisiteur Pieter Titelmans door de pastoor zwart gemaakt bij zijn oversten, raadsheren in de ‘Raad van Vlaanderen’ in Gent. Ook sommige schepenen werden verdacht gemaakt. Vooral schepen Nootebaert kreeg de volle laag. De verdachtmakingen gingen over het feit dat de betrokkenen weinig of niet ter kerke gingen. En vooral: over sommige van hun uitspraken, waaruit hun mededogen of sympathie voor het protestantisme zou blijken.
Nog in juni 1560 had inquisiteur Titelmans bij landvoogdes Margaretha van Parma zich erover beklaagd dat hij in Kortrijk weinig medewerking kreeg van de plaatselijke baljuw en van de rechtbank. Over het incident van 1561, veroorzaakt door de pastoor, had hij toen gezwegen zodat daar geen onrust was ontstaan.
Pastoor Tsantele zag hoe er zich binnen het stadsbestuur een hevige tweespalt ontwikkelde, waarbij sommigen mekaar beschuldigden en verklikten, teneinde het bewijs te leveren dat ze zelf zonder smet waren. Uiteindelijk zou hij zich actief inlaten met verdachtmakingen, waarna de poppen aan het dansen gingen. We schrijven Kerstmis 1571.
Parmentier is de pineut – Om zichzelf vrij te pleiten, of om de aandacht af te leiden, zochten sommige magistraten zondebokken. Zo werd ingeweken Bruggeling en ‘stadspensionaris’ in Kortrijk, Nicolas Parmentier, een zondebok. Menigeen had een reden voor die keuze. Cipier Willem vanden Ameye bijvoorbeeld, nam het hem uiterst kwalijk dat de pensionaris bij de Gentse ‘Raad van Vlaanderen’ stappen had ondernomen om de cipieragie van Kortrijk in het stadsbestuur onder te brengen, waardoor zijn broodwinning in gevaar was.
Magistraat Jan Haesbyt had het voornemen om de stukken voor een aanklacht te bezorgen bij de beruchte Juan de Vargas, van de ‘Raad van Beroerten’ in Brussel. Maar die was, bij aankomst in Brussel op 18 december 1573, samen met Alva, net vertrokken naar Spanje.
Gesprokkelde valse bewijslast – Met het oog op een berechting in Gent, leidde Jan Haesbyt een enquête waarbij valse getuigenissen ten laste werden gesprokkeld. Cipier Willem vanden Ameye stond hem hierin bij. Slechts moeizaam kwam men aan één getuige die wilde bevestigen dat Parmentier contacten had met de rebellen van Willem van Oranje. Die getuige was ironisch genoeg een échte, gevangengezette ketter. Hij was bereid om Parmentier te beschuldigen in ruil voor gratie. Zijn naam: Christiaen de Scheemaeckere.
Parmentier werd ook nog door anderen verdacht gemaakt. Hij zou sympathie hebben betoond voor de plegers van de ‘Beeldenstorm‘, en voor de ‘bosgeuzen‘.
Parmentier opgesloten in Gravensteen en weer vrij – De zaak belandde uiteindelijk bij de ‘Raad van Vlaanderen’ in Gent. Parmentier werd opgesloten in het Gravensteen. Echter, enkele magistraat-intriganten, onder wie Jan Haesbyt, alsook cipier Willem vanden Ameye werden naar Gent gedagvaard voor een getuigenverhoor. Uiteraard moest “spijtoptant”-geus Christiaen de Scheemaeckere ook mee. Onverwacht werden ze na verloop met zijn allen ook in de Gravensteengevangenis opgesloten, gezien de aantijgingen tegen Parmentier ontkracht werden als valselijk.
De Scheemaeckere – de échte geus – had na foltering immers de waarheid verteld over de valse beschuldiging en de omkoping.
Magistraat Van Coppenhole ontsprong de dans. Was het omdat hij rechtsstudies had gedaan? Zijn inzet om Parmentier te liquideren, was ingegeven door zijn ambitie om de post van de ‘stadspensionaris’ in te palmen. Had hij zich er uit gepraat?
Geus en cipier opgehangen – Geus De Scheemaeckere werd opgehangen op het Sint-Veerleplein op 19 januari 1574. Zijn laatste woorden betekenden meteen ook voor cipier Willem vanden Ameye het doodvonnis. Precies een maand later, op 19 februari, werd aan hem een identieke straf voltrokken. Ook hij moest folteringen ondergaan in de pijnkelder van het Gravensteen.
Kop magistraat rolt – Als laatste kwam magistraat – en ‘Ontvanger van de confiscaties’ – Jan Haesbyt aan de beurt. Volgens de rechtbank trof hem de zwaarste schuld. Hij viel onder het beulszwaard op het Sint-Veerleplein op 26 maart 1574.
Parmentier’s blazoen werd gezuiverd en hij kon aantonen waarom hij vijanden had in Kortrijk. Het kwam neer op maatregelen die hij in het stadsbestuur had genomen, aan welke sommigen zich hadden gestoord. Hij werd vrijgelaten.
In deze zaak is Pastoor Jacob Tsantele – nochtans de eerste aanstichter van veel kwaad – niet eens verhoord. Hij was niet opgezet met de afwikkeling van ‘de zaak Parmentier’ in Gent. Een tijd later bekloeg hij er zich bij de bisschop in Doornik over hoe laks het Kortrijks stadsbestuur was ten aanzien van de ketterij.
De pastoor’s inzicht was juist – Vlaanderen wou de vervolgingen van de geuzen niet. Ondanks de bitterheid waarmee de pastoor zijn oordeel velde, blijkt zijn typering van de Kortrijkse magistratuur in haar houding tegenover de kettervervolging scherpzinnig.
Het blijkt er overduidelijk uit hoe er hier, zoals elders in Vlaanderen, vanaf de jaren 1560 in bepaalde overheidskringen een groeiende afkeer bestond van de bloedige repressie tegen protestanten. Een afkeer die ook onder het meedogenloze regime van Alva’s ‘Raad van Beroerten’ levendig bleef bestaan.
Niet louter, en soms helemaal niet, omwille van sympathie voor de ketters, wél: om zichzelf en elkaar te beschermen tegen de blinde haat die inquisitie teweeg bracht en die mensen ter dood veroordeelde.
In de revolutionaire tijd, vanaf 1578, de tijd dat Vlaamse steden zich verzetten tegen het Spaanse bestuur, kwam Kortrijk net als Gent in het vaarwater terecht van Willem van Oranje. Op 5 maart 1578 namen de Gentenaars, met hulp van sommige Kortrijkzanen aile schepenen gevangen.
De intrigant Lowys van Coppenhole, die in Gent de dans was ontsprongen, was het nieuwe regime blijkbaar niet gunstig gezind. Toen de revolutie zich tegen Spanje voltrok in Kortrjk, op 12 februari 1578, was hij al gevlucht.
Nicolas Parmentier daarentegen bleef tijdens het calvinistisch bestuur op zijn post als stadspensionaris, en hij floreerde dusdanig in het nieuwe regime dat sommigen aan het twijfelen sloegen over de werkelijke draagwijdte van de aantijgingen tegen zijn persoon in de jaren 1567-1573. Hadden Jan Haesbyt en Willem vanden Ameye dan toch gelijk gehad, en zijn ze bijgevolg in 1574 ten onrechte terechtgesteld?
Uit: Johan Decavele, Essay ‘Ketters en papisten in Kortrijk‘
Naschrift – Kortrijk in 1580. In de decennia-lang aanslepende ‘affaire’ werden goed klinkende namen van een aanzienlijk deel der stedelijke elite van kleine adel en hoge burgerij genoemd, evenals de roemruchte inquisiteur Pieter Titelmans en de gedreven pastoor van de Kortrijkse Sint-Maartenskerk, Jacob Tsantele.
Alles had gedraaid rond echte of vermeende ketterij, meer in het bijzonder de houding die het stadsbestuur diende aan te nemen in de vervolging van protestanten.
Voor een goed begrip dienen de gebeurtenissen voortdurend geprojecteerd te worden tegen de achtergrond van het wettelijke kader en de wisselende politiek-religieuze situatie van die tijd: het ‘Bloedplakkaat’ van Keizer Karel V van 25 september 1550, waardoor voortaan elke uiting van ketterij met de dood diende te worden bestraft; de rusteloze activiteit van de geduchte inquisiteur Pieter Titelmans sinds datzelfde jaar; de ‘moderatie’ van de plakkaten en de Beeldenstorm van 1566; de repressie door Alva’s ‘Raad van Beroerten’ in 1567-1573; de overname van de macht door de aanhangers van het calvinistische Gent in 1578; de rekatholisering van Kortrijk na de verovering door de Malcontenten in 1580. Johan Decavele
Lees ook op deze blog:
Gent, Calvinistische stadstaat tussen 1577 en 1584
De opstand van Gent tegen Keizer Karel (1540)
Gevangen graaf op “ezel” naar Brugge
Gravensteen in al haar glorie en facetten
De kleine schatten van het Sint-Veerleplein
Lees ook op deze blog: