persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
STRATEN – 03 maart 2017 – De gevierde romanschrijver, dichter, scenarist en toneelregisseur Hugo Claus had iets met Gent. In zijn tweede roman ‘De hondsdagen‘ uit 1952 verhaalt hij een tocht door Gent. We spreken over de begindagen, waardoor de indrukken van de stad vers zijn, hoewel Claus’ hoofdpersonage die vrij onbewogen in zich opneemt. Waar ging hij naartoe?
Hierna citeren we uit publicaties van Jean-Paul Den Haerynck en Johan Velter, aangevuld met enkele eigen commentaren.
Noord-Gent
-
Protagonist Philip de Vogel komt van Brugge de stad Gent noordwest van het centrum binnen, via Mariakerke. “Het water” in de roman is het kanaal Gent-Oostende. Verderop loopt het enerzijds in de Coupure over, anderzijds is er het Verbindingskanaal ofte Gasmeterlaan en de Nieuwe Vaart.
-
“De koets sjokte langs de tramrails en langs het standbeeld van een grauwe staatsman met bakkebaarden, dat in een bloemenperk stond.” Dit zou het beeld van Hippolyte Metdepenningen kunnen zijn dat op het plein voor het – nu, oude – gerechtsgebouw staat.
Maar met iets meer waarschijnlijkheid, gaat het over het standbeeld van Dr. Jozef Guislain (Lees ook op deze blog: Twee fameuze dokters en Gentse straten)
aan de Begijnhoflaan. De protagonist zou mogelijk vanuit Brugge naar Gent komen via de Brugsesteenweg, Bevrijdingslaan, Noordstraat en tenslotte Begijnhoflaan.
De twijfel of het over het standbeeld van Metdepenningen of van Guislain gaat, komt voort uit het feit dat Hugo Claus ook de Cercle Artistique et Littéraire vermeldt. Dit 19e eeuwse gebouw bestaat nog en ligt ten aanzien van het gerechtsgebouw aan de overkant van de Leie, met name: de Recollettenlei. “[…] waar de bebaarden, de kalen, de witte verschrikten in hun zetels versteend zaten en luisterden en de dwepende stadsfilosoof van vanavond niet hoorden?”
- De protagonist volgde op gegeven ogenblik het traject in omgekeerde richting, namelijk: met tramlijn 3 over de Korenmarkt (toen nog ‘Koornmarkt‘ geschreven), “die bijna leeg was, liepen over de vluchtheuvels en de gebogen brug, op nauwe voetpaden” naar de Begijnhoflaan.
-
Het personage ‘Zotte April’ spreekt over iemand die hij in de Hoogstraat gevonden heeft: “waar de begoede burgerij woont.” Claus zou later in die straat vele uren slijten, met name: in het café Hotsy Totsy, uitgebaat door zijn schoonzus en zijn broer.
Zuid-Gent
-
“Een stenen pot of kan vloog aan scherven in een der aanpalende straten toen ik langs het Astridpark liep. Op de Leie vlotte een kolenboot, vlakbij.” Het Astridpark bevindt zich aan de Ferdinand Lousbergskaai, bijna de andere kant van de stad.
Of bedoelt Claus het parkje dat langs de Koningin Astridlaan ligt, dat aansluit bij het Citadelpark? Deze laan grenst weliswaar aan het station. Echter is dit ver uit de buurt van de vorige locatie.
Of was ‘het station’ in de roman ‘De hondsdagen’ niet het Sint-Pietersstation maar het Dampoortstation? Indien dit waar is, dan is het Astridpark correct, want vlakbij, en “de kaaien” in het tweede hoofdstuk zijn dan de Hagelandkaai en de Schoolkaai.
-
“In het Zuidpark stond een naakte bronzen vrouw met twee kogelgaten in haar golvende, smalle buik.” Het Zuidpark heet officieel het Koning Albertpark. Er stonden vroeger meer beelden dan nu het geval is, maar over de “naakte vrouw met de gaten” is er geen informatie. Of is dit letterlijk te nemen? Is een van de beelden tijdens de oorlog beschoten geweest?
-
In de buurt van het Zuidpark maakt Claus mogelijk een verwijzing naar het Coliseum aan de Kuiperskaai. Het was een plek om te rolschaatsen en er was een boksring, maar het was ook een plek voor bals. Johan Velter: “Dat dit gebouw verdwenen is, is nog altijd 1 der grote schanddaden van de Gentse, politieke wereld: de verkwanseling van de publieke ruimte voor nog geen 30 zilverlingen.”
-
In de volgende episodes lijkt het er fel op dat de protagonist aan het dolen is door de stad. De opeenvolgende locaties sluiten niet meer bij elkaar aan. Direct na het Zuidpark is er sprake van ‘kazernemuren’. In de Brusselsepoortstraat is er een kazerne geweest, en in haar verlengde, de Lange Violettestraat, was er de militaire rijschool ‘Rijbaan Adjudant Van Vletingen’. Zuidpark en Brusselsepoort liggen niet zo erg ver van elkaar.
Of loopt Claus’ personage, zoals hierboven gezegd, van het Sint-Pietersstation door de Koningin Astridlaan, door het Citadelpark – dat hij “Astridpark” noemt – om tenslotte aan de andere kant uit te komen bij de Leopoldskazerne?
Dan wordt het warrig. In een volgende alinea spreekt Claus over “Het watervlak der kanalen, der Leie, der havendokken bewoog, dat der twee zwemdokken […]. Het rode grint der lege tennisvelden […]. De hengelaars […].”
Kan het dat Claus’ personage vanuit de Brusselsepoort, ter hoogte van de Tweebruggenstraat kijkt naar de “twee kanalen der Leie” en deze laatste verwart met de parallel aan elkaar vloeiende Nederschelde en het Visserijkanaal met de hengelaars? Voor een nieuweling in Gent, zijn de lopen van Leie, Schelde en bijhorende kanalen niet altijd evident van elkaar te onderscheiden. (Lees ook op deze blog: Waarom het Visserijkanaal naast de Nederschelde?) Daarna spreekt hij over “havendokken”. Wijst hij dan Portus Ganda aan, in het verlengde van deze twee ‘kanalen’? De eerder genoemde Lousbergskaai past in dit plaatje. Het Zuidpark is dichtbij.
Of kijkt de protagonist nog vanuit het perspectief van het andere uiteinde van de “kanalen”, staat hij bij Portus Ganda, wat dicht bij de Dampoort is, en beschrijft hij de samenvloeiing van Schelde en Leie? Daar is ook het zwembad Van Eyck. Daar is ook de Pauwvaart, die de verbinding maakt met de zwaaikom bij de Dampoort en verder het zeekanaal.
Echter, de tennisvelden lijken eerder naar het Zuidpark te verwijzen.
-
En de volgende alinea begint met “Op de Kouter”. Dit is een plaats waar de Cercle Artistique ook genoemd wordt. Zou het kunnen dat Claus de naam Cercle Artistique et Littéraire aan de Recollettenlei verwisselt met de Société Littéraire in Hotel Falligan aan de Kouter?
-
Terwijl men aan het dwalen is “stortte in het circus Grunewald, dat op het Sint Pietersplein een enorme tent met drie masten had opgesteld, tijdens een matinee voor schoolkinderen een zijgedeelte van de houten trappen en banken ineen, […]”. Nog steeds worden circustenten op het Sint-Pietersplein opgesteld.
-
Het laatste hoofdstuk. “Hij liep over het plein. Kocht aan de kiosk een Frans dagblad (…). Vlak voor hij het station binnen liep, zag hij tram 4 aankomen (…).” De protagonist loopt over het “Sint-Pietersstationsplein”, waar uiteraard de trams een halte hebben. Hij bedoelt echter het Maria-Hendrikaplein. De nummers van de trams zijn in de loop van de tijd gewijzigd.
‘De hondsdagen’ gaat over de zoektocht naar het ontvoerde schoolmeisje Bea. Philip de Vogel, door wiens ogen de lezer het gebeuren beleeft, maakt in zijn contacten met vrienden en bekenden een onzekere indruk. Deze onzekere indruk wordt voornamelijk veroorzaakt door Philips drang tot relativering. (dixit uitgeverij De Bezige Bij)
De feiten van het verhaal wisselen af met onthutsende dromen of beklemmende herinneringen die dan weer een bijzonder licht werpen op de feiten – en die mengeling van droom en werkelijkheid, van bewustzijn en onderbewustzijn, geeft aan het boek een ongewoon magisch reliëf. (dixit bol.com)
In zijn oeuvre heeft Hugo Claus heel dikwijls verwezen naar Gentse locaties. Zo stelt Jean-Paul Den Haerynck, Hoofd van de afdeling Literatuur van Stad Gent op de site van de stad: “Maar zijn binding met Gent bleek het sterkst in zijn meesterschapproeven:
‘De Oostakkerse gedichten’ (…) en ‘Het verdriet van België’ (roman, waarin het Belfort, het Duivelsteen, de Graslei, de Sint-Baafskathedraal, etc. figureren). Wie aandachtig leest, kan Claus’ hoofdpersonen in ‘De hondsdagen’ op de voet volgen door Gent, bv.: met een bus Hollandse toeristen in restaurant ‘Angélica’ (alias ‘Scala’ aan de Dendermondsesteen-weg) in ‘Château Migraine’, of bij een heuvel aan de Blaarmeersen in ‘Blindeman’.
Andere verhalen spelen zich ook in Gent af, zoals bv.: ‘De zwarte keizer’, ‘De mensen hiernaast’ of ‘Een zachte vernieling’.
We hebben de neiging om te denken dat Hugo Claus in zijn beginperiode in Gent, de namen van parken en pleinen alsook waterlopen, door elkaar haspelde, of een eigen naam gaf. Bv.: “Astridpark” was mogelijk Citadelpark, “Sint-Pietersstationplein” was Maria-Hendrikaplein, Nederschelde en Visserij waren voor hem “Leien”…
Van april 1955 tot november 1964 woonde hij in Gent en kwam na omzwervingen terug in 1977. De foto hieronder toont hoe de Korenmarkt eruit zag ten tijde van ‘De hondsdagen’. De Sarma – thans Hema – was nog niet verbouwd. Daaronder: een foto van de Korenmarkt in 1978, een jaar na Claus’ terugkomst naar Gent. (Lees ook op deze blog: De Gentse straten van Claus & Co) F.D.
Bronnen:
Johan Velter, ‘Enkele omzwervingen rond ‘De hondsdagen’ van Hugo Claus’
Jean-Paul Den Haerynck, ‘Claus’ diepe wortels in Gent’
Lees ook op deze blog: Hugo Claus en Sylvia Kristel in de Pussemierstraat
Lees ook op deze blog: