persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
‘Gedenkbladen uit het leven onzer voorouders’, boekwerk van Gentenaar Alfons Van Werveke. De man was conservator van de oudheidkundige musea van de stad Gent
STAD – 22 februari 2020 – Uit een oud boekwerk waarin wetenswaardigheden uit de monden van onze voorouders waren toevertrouwd, leren we heel wat over de ontstaansgeschiedenis van de Bijloke. Hoogwaardigheidsbekleders kwamen tussen. Externe nonnen werden aangetrokken. Broeders deden het zware werk. Nonnen en monniken maakten ruzie over geld.

In een referaat over “Middeleeuwsche gasthuizen” verkoopt hij graag – her en der bij elkaar geharkte – wijsheden. “Een gasthuis, volgens de denkbeelden van de Middeleeuwen, ” aldus Alfons Van Werveke, “is een groote zaal, waarin twee drie, vier rijen alkoven staan, aan de eene zijde voor de mannen, aan de andere voor de vrouwen. in één bed lagen één of twee zieken, niet zelden lijdende aan twee verschillende kwalen. Daaruit moet men niet opmaken, dat men geen smetziekten kende, maar deze waren zeker niet alle vastgesteld.” Het oude gasthuis had een zaal, zo beschrijft Van Werveke, van 55m lang en 16m breed, en met een nok die 21,50 hoog ligt.

Pestlijders naar Vijfwindgaten
We komen in zijn geschriften ook te weten dat de melaatsen toch wel anders behandeld werden, en vooral: in afzondering werden geplaatst buiten de stad. Dit was dan “op het Zieklien (Zieke lieden)”. De plaats wordt niet nader bepaald. Niettemin is geweten dat de straatnaam Zieklien – tussen Voskenslaan en Sint-Pietersstation – verwijst naar die plek. Er wordt gespecifieerd dat de pestlijders naar de Vijfwindgatenstraat moesten, waar later de kazerne werd opgericht. (Hollain?)

De in 1229 opgerichte Bijloke bestaat nog steeds ten tijde van Van Werveke, en is nog steeds in gebruik als ziekenhuis. Dit zal natuurlijk zo blijven tot de bouw van de “nieuwe Bijloke” die in 1982 ontstond aan de Watersportbaan en later werd omgedoopt tot Jan Palfijnziekenhuis. Maar de brave man zal dit zelf niet meer meemaken, gezien hij al in 1932 overleed. Hij werd geboren in 1860. (Het boek waaruit we putten, is uitgegeven in 1936 en is dus postuum uitgegeven)

Van St.-Nicolaasparochie naar St.-Michiels
Over de wortels van het ziekenhuis vertelt Van Werveke: “Op het einde van de XIIe eeuw had Everdeus Wittoc in een woning van de St.-Nicolaasparochie te Gent een tehuis voor zieken ingericht. Het gebouw werd in 1201 door een brand vernield. (…) Aldus was het klein gasthuis naar St.-Michielsparochie overgebracht, nevens de kerk in Onderbergen.”

Het ziekenhuis aldaar werd uitgebaat door de zuster van Volkaard uten Hove, kanunnik in Rijsel. Ze heette Geertruid en werkte er o.m. met haar nichten.
Van Johanna van Constantinopel kregen de gezellinnen grond in Lokeren en stichtten er een abdij. Margareta uten Hove werd eerste abdis, maar bediende samen met haar nonnen voort het ziekenhuis in Gent, dat ferm aan het groeien was.
Tussen Predikheren en kerk
Van Werveke geeft een belangrijk detail over de exacte ligging van dit ziekenhuis toen: “zoals het daar stond tusschen St.-Michielskerk en het huis van Zeger Parijs, waar de Predikheeren, die Ferrand van Portugal, graaf van Vlaanderen, gedurende zijn gevangenschap (17 juli 1214 – 6 januari 1227) van Parijs naar Gent had gezonden, een onderkomen hadden gekregen.” Met andere woorden: tussen Het Pand en de Sint-Michielskerk.

Bij zijn terugkeer schonk Ferrand, samen met Johanna, “in de wijk der Bijloke een uitgestrekten grond”. Een nieuw gasthuis, kapel en abdij zagen daar het licht.
Nieuwen Bosch
Toen de drukte in het ziekenhuis ten top steeg, besliste de abt van Clairvaux – onder wiens patronaat werd gewerkt – om nonnen van Baudeloo uit de abdij ’ten Bossche’ uit Lokeren naar de Bijloke te sturen om in een nieuwe stichting onder de hoede van Elisabeth uten Hove, bijstand te gaan geven.
“Van toen af leefden de abdij van de H. Maagd ten Bossche en de abdij van de H. Maagd in de Bijloke ieder haar eigen leven. De eerste werd in 1246 naar Heusden overgebracht en kreeg nu den naam van Nieuwen Bossche, in tegenstelling met het eerste Bosch te Lokeren.”
Nonnen en broeders samen
Het gasthuis werd bestuurd door de abdis en haar nonnen. De aanwezigheid van broeders in deze vrouwelijke omgeving was noodzakelijk voor het uitoefenen van het zwaar werk: het vervoer van zieken en van doden.
“De nonnen die de zieken niet verzorgden, mochten niet talrijker zijn dan vijf en twintig” schrijft van Werveke. “Ze behoorden meestal tot den gegoeden stand. Alzoo waren er in de XIVe eeuw Vaernewijck’s, alsook een zuster en een nicht van Jacob van Artevelde.”

Incident met monniken Sint-Pieters
Arm waren ze er niet volgens van Werveke. “Het gasthuis en de abdij beschikten over rijke inkomsten, bestaande uit de opbrengst van de eigendommen (…). Ze bezaten er niet alleen te Gent, maar zoo wat overal in Vlaanderen (…)”.
Niet te verwonderen dat er geschillen over geld en over bezittingen waren.
“In 1327 beleedigden monniken van St.-Pietersabdij nevens Gent, nonnen van de Bijloke, wegens een geschil nopens de tienden uit Wachtebeke, die de twee kloosters onder elkander moesten verdeelen. De graaf van Vlaanderen veroordeelde verschillende monniken tot gevangenschap; de abt moest aan den graaf 5000 pond parisis boete betalen en aan de beleedigde nonnen een schadevergoeding van 100 pond.”
Bron: ‘Gedenkbladen uit het leven onzer voorouders’ door Alfons Van Werveke, uitgegeven in Gent in 1936 bij Boekhandel Rombaut-Fecheyr, Kouter 1
Lees ook op deze blog:
Van Oud Begijnhof naar Groot Begijnhof
Wat je moet weten over Gentse monumenten
Gevangen graaf op “ezel” naar Brugge (over Nicolaas Zannekin)
Vijfwindgatenstraat en de verborgen toren (o.a. over begijnhof Ter Hoye)
Moord op liefdesrivaal legde basis van Huis van Alijn
Het Duivelsteen is niet van de Gentenaars
De kroniek van de Sint-Pietersabdij
Lees ook op deze blog:
