persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
ENTREPRENEUR – 03 februari 2019 – In de historie die vooraf ging aan de creatie van UCO zijn Fernand en zijn zus Aline Hanus allicht de meest onderbelichte onder de textielondernemers in Gent. Ze timmerden nochtans flink mee aan de weg. Fernand’s zoon René trad in de sporen van zijn vader. Kleinzoon Jacques stond bij het doopvont van UCO.
Mochten we kunnen terug gaan naar de roaring twenties, dan hadden we op de Gras- en Korenlei misschien de mondaine dame Aline Hanus – gehuwd De Landsheer – kunnen zien flaneren in de typische vrouwenmode van toen: een strakke rechte jurk die de ronde vormen verborgen hield, gemakkelijke platte schoenen en kort haar onder haar hoedje of baret. Aline Hanus had een winkel in het Onvrije Schippershuis aan de Korenlei.
In die tijd gold er in die tijd een emancipatiegolf bij jonge vrouwen. “Hun kledij toonde hun enkels, onderbenen en knieën, ze rookten, dronken, dansten breed en voluit in jazz-clubs en geneerden zich geen moment hierom” staat er te lezen in het artikel ‘De Flappers: vrouwen fladderen naar vrijheid in 1920‘.
Maar ze waren bijlange allemaal niet superrijk, die ‘Flappers’. Aline was dat wel. Ze was zelfs méér dan een middenstander. Ze had zich ingekocht in de NV Texas, het bedrijf van de familie Voortman aan de Vogelenzang, nabij de Blaisantvest. Ze bezat liefst één derde van de aandelen in deze belangrijke katoenspinnerij en een -weverij.
Koopjes
Na WO I vielen er “koopjes” te doen in de Gentse textielwereld. De textielbazen zaten op droog zaad, zo ook de kleinzoon van Abraham Voortman: Jules Voortman. Aline had die kans met beide handen gegrepen.
Veel eerder, in 1876, had het familiebedrijf een omvorming naar naamloze vennootschappen ondergaan, waarbij het voor het eerst in de geschiedenis open stond voor extern kapitaal.
De familie Voortman had een lange traditie als textilien. De van origine Nederlandse Abraham Voortman was in 1797 met een katoendrukkerij gestart aan de Vogelenzang.
In 1926 nam Jacques Voortman, kleinzoon van Jules Voortman, de leiding over. Hij realiseerde in 1957 de fusie van zijn bedrijf TEXAS, met La Louisiane tot Loutex – één van de pijlers van de fusie tot UCO – waar hij ook nog zelf actief bij betrokken zou worden.
Vooruitziend
Het was haar broer Fernand Hanus die Aline een handje had geholpen om rijk te worden. Fernand Hanus had zakeninstinct. Toen hij begon te vermoeden dat de explosieve situatie in Europa tot een oorlog zou leiden, er een mogelijke Duitse inval in België zou volgen, had hij zijn fabriek, de Etablissements Textiles Fernand Hanus, ontmanteld. De machines liet hij vervolgens naar Engeland verschepen. Aan zijn zus Aline had hij gevraagd om de vracht te begeleiden en om ter plaatse de nodige contacten te leggen met industriebonzen om die machines te verkopen. Hijzelf bleef in België om zijn zaakjes verder af te handelen. Dit was een slimme zet, die hemzelf en zijn zuster uiteindelijk een fortuin had opgeleverd.
Met haar deel van die opbrengst kocht Aline Hanus zich in bij de naoorlogse, noodlijdende NV Texas.
Fernand Hanus had ondernemerscapaciteiten. In zijn Etablissements Textiles Fernand Hanus legde hij zich toe op weverijen en afgewerkte producten – en niet enkel op spinnerijen, zoals de andere textiliens van toen deden. In 1900 bouwde hij de eerste weverij op de site van de voormalige abdij van Oudenbos in Zeveneken, die zijn vader in 1883 had gekocht. Hij had een eigen elektriciteitscentrale en introduceerde het ploegensysteem.
In 1905 kocht Fernand Hanus een deel van de fabriek van Louis de Porre in Laarne, die stamde uit 1898.
Na WO I was het niet enkel de NV Texas die nood had aan extern kapitaal omdat het bedrijf veel economische schade had ondervonden. Ook andere belangrijke Gentse textielbedrijven waren in moeilijkheden. De Duitse bezetter had de fabrieken geplunderd. De afzetmarkten waren zonder geld.
Baron Emile Jean Braun en Paul Hebbelynck hadden een fusie van bedrijven in hun mars. Ze waren de bonzen van respectievelijk de katoenspinnerijen en -weverijen Galveston en van de Filature Desmet-Guéquier aan Minnemeers, het huidige Industriemuseum. Hebbelynck had ook een aandelenpakket in Galveston bij de Wiedauwkaai, thans een evenementenlocatie.
De roots van de Filature Desmet-Guéquier gaan minstens terug tot de beginjaren 1800, toen Pieter Van Huffel die de eerste was om op dit terrein zijn onderneming te starten. Pierre Guéquier en Ferdinand Dierman namen zijn bedrijf over in 1845 en later de familie Hebbelynck.
Galveston werd in 1910 opgericht door Emile Jean Braun en Paul Hebbelynck.
Leidend figuur
Daarnaast kwam ook het textielimperium van de Filature de Hemptinne in de dans, van welke de NV Florida nog steeds een belletje doet rinkelen. Charles en Louis de Hemptinne hadden hun hoofdkwartier bij het Rabot in het gebouw dat bij de Gentenaars bekend werd als ‘De Directeurswoning’. Jules nam later de touwtjes in handen.
Broer Jules de Hemptinne was mede-aandeelhouder maar had ook nog een fabriek aan de Opgeëistenlaan, waar later een vestiging van de Aldi en een dierenvoedingswinkel in kwam. Thans is het gebouw afgebroken en werd een deel van de tuin van het park aan het Justitiepaleis. Naast de directeurswoning in de vestiging bij het Rabot verrees een sociale woonwijk. Langsheen de Molenaarsstraat lag zijn fabriek. Die fabriek wordt nu een bedrijvencentrum.
Pionier Félix-Joseph de Hemptinne – een inwijkeling uit Waals-Brabant – was aan het begin van de 19e eeuw met zijn vlasbedrijf Société Linière La Lys begonnen, in wat nu het park is aan de Groene Vallei.
In 1919 zag de NV Union Cotonnière het levenslicht. De onderneming werd geleid door baron Emile Jean Braun van het voormalige Galveston, en door Paul Hebbelynck van het voormalige Desmet-Guéquier. Ze werden in hoofdzaak gefinancierd door de Generale Maatschappij. Gérard Cooreman, voormalig Eerste minister en gouverneur van de Generale Maatschappij, werd Voorzitter van de nieuwe bedrijvengroep.
De nieuwe groep nam al vrij vlug de Filature de Royghem over, een bedrijf dat in 1897 werd opgericht door Emile Jean Braun.
Zes maanden later trad Fernand Hanus, bien enveloppé, toe tot het gezelschap als privé-investeerder, met inbreng van een spinnerij. Hij speelde een prominente rol in de ontwikkeling van de Union Cotonnière. Hij ontpopte er zich tot de leidende figuur. En het ging hem voor de wind. Zijn rijkdom kwam in het publieke vizier toen hij op een bepaald ogenblik eigenaar werd van het imposante Flandria Palace Hotel bij het station aan het Maria-Hendrikaplein. Thans is het een directiegebouw van de NMBS.
Hij had ook zijn eigen kasteel op een plek die iedereen kent in Gent, maar niemand met hem associeert: het oude front van AZ Maria Middelares aan de Kortrijksesteenweg: villa ‘Le bois dormant’. Na afbraak van de oorspronkelijke ziekenhuisgebouwen, staat het kasteel er als enige gebouw wat verweesd bij. [Intussen is er een restaurant in gevestigd] Aan de overkant van de steenweg staat het Maaltekasteel en dit was eigendom van Félix-Joseph de Hemptinne.
Jacques & Jacques
Fernand Hanus’ jongste zoon René Hanet-Hanus, die in 1984 overleed, veranderde de familienaam tot Hanet – een lezer die het kan weten, bevestigde dit aan persblog.be. Hij zette de activiteiten verder van zowel de Union Cotonnière als de Ancien Etablissements Textiles Fernand Hanus waarin de erfgenamen van Fernand’s nalatenschap zetelden. In 1954 werden daar al synthetische vezels gesponnen. René’s zoon Jacques Hanet (1935-) was naast bedrijfsleider ook technologisch vernieuwer. Hij richtte een zeer succesvol labo in Laarne op voor de veredeling van jeans.
De NV Texas, aan de Vogelenzang – bedrijf waar Aline Hanus een belangrijke aandeelhoudster was – zocht op een gegeven moment naar schaalvergroting, gelijk de eerder genoemde partners in de Union Cotonnière hadden bewerkstelligd. Aan de andere kant van de Blaisantvest en de Opgeëistenlaan zat de fabriek van de gebroeders De Smet aan de gelijknamige straat, wier bedrijf vanaf 1875 als NV La Louisane verder werkte. Thans zit op die plek de hogeschool Odisee – voorheen KAHO- Sint-Lieven. Het oorspronkelijke ‘Manchester‘ fabrieksgebouw maakt nog deel uit van de campus.
Ook dit bedrijf had een lange traditie. Reeds in 1799 richtte François de Smet – met de hulp van Lieven Bauwens – een spinnerij op. Eerder was hij aan de Burgstraat begonnen. Onder het beheer van de zonen, de broers Pierre-François (1774-1860) en Jean (1784-1869) – vooral door Jean – nam het bedrijf een grote expansie.
Onder impuls van Jacques Voortman van de NV Texas fusioneerde de NV La Louisane jn 1957 tot de NV Loutex.
Al in 1964 waren René Hanet en Jacues Voortman overeengekomen dat er een uitwisseling van bestuurders tot stand kwam tussen de Anciens Etablissements Textiles Fernand Hanus en Loutex. Hierbij werd bedongen dat de Loutex-aandelen van René Hanet’s tante, Aline Hanus, bij haar overlijden naar zijn kinderen zouden overgaan. Hiermee was nog een verdere stap in de verstrengeling van de bedrijven gezet. René Hanet werd ook bestuurder bij Loutex.
Tien jaar later het tijd voor een nieuwe, beslissende fusie. Het Loutex van Jacques Voortman fuseerde met de Anciens Etablissements Textiles Fernand Hanus/ Union Cotonnière van René Hanet, en werd UCO.
De Generale Maatschappij trad toe als belangrijke externe aandeelhouder. F.D.
Noteer. Lezing over Gent’s textielverleden, stadsbibliotheek, De Krook: #DeZielvantextiel, 19u30, donderdag 7 februari 2019 (inschrijven!)
Lees ook op deze blog: De oude Gentse textielbedrijven en de families
Lees ook op deze blog over het succesverhaal van Honorine De Schrijver en haar man Paul-Gustave
Lees ook op deze blog: