persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
ENTREPRENEUR – 13 december 2018 – Stel je even voor… Het wintert volop – ook langsheen het kanaal naar Brugge aan de overkant van de Brugse Poort – waar je op een vroeg donkere vooravond doorheen mistflarden rijdt. In een kaduke Datsun Cherry FII Coupé. Het is november 1982. En je bent onderweg naar… een bandenfabrikant.
De maatschappelijke setting van toen. Het zag er troosteloos uit. Niet alleen dit stuk weg met aan de ene zijde het koele kanaalwater en langs de andere kant sombere fabrieken en arbeiderswoningen. De jeugdwerkloosheid en de staatsschuld hadden de plaats ingenomen van de onbezorgde en onbezonnen jaren 1970…
En het ergste moest nog komen: de terreurgolf die de jaren 1980, samen met bedrijfssluitingen en de dreiging van een atoomoorlog, tot een van de donkerste naoorlogse decennia maakte.
Je was jong, 23, en je wou wat. Dat je nu op deze desolate plek reed, had te maken met een onbedwingbare ambitie om iets te betekenen in de economische journalistiek. Een week eerder had je aan tafel gezeten in de Tervurenlaan, bij de Montgomery Square, in een statig herenhuis. Aan de balie van Knack en Trends had iemand je vriendelijk naar het kantoor van de hoofdredacteur van laatst genoemd magazine gewezen.
Uit de fichebak van de pronte hoofdredacteur werd de eerste opdracht gevist: ga op interview naar Bergougnan!
Dit was het tijdperk zonder pc, zonder gsm, zonder internet… zonder zowat alles wat nu doordeweekse technologie is. De hoofdredacteur’s fichebak was de povere voorloper van Excel. Er werd toen nog geadverteerd voor vacatures à la die van Jomme Dockx van De Collega’s: fichebakkenbeheer.
De opdracht werd gegeven zoals de hoofdredacteur zélf was. Met Jomme Dockx’ uitstraling had hij geen uitstaans. Hij was eerder de Marcel Vanthilt van de journalistiek. Uit hetzelfde taaie Kempische hout gesneden. Kwiek en zonder franjes. Onverbloemd ook. Hoewel, iets bedachtzamer en minder springerig dan de tv-figuur. Hij keek scherp uit de glazen van zijn hoornen bril.
Hoge verwachtingen had hij niet gesteld toen hij de opdracht gaf. “The proof of the pudding is in the eating“. De man gaf jonge freelancers kansen, ongeacht hun opleiding. Zijn devies vertaald naar koken: je mag zo veel kookprogramma’s op tv volgen als je wil, je moet er tenslotte zelf iets van bakken. Hij was een zegen. Kansen krijg je niet elke dag. Ook al had ik die kans vanonder het cellofaan gehaald door hem eerder een brief te sturen.
Zijn ruwbolsterige aanpak kreeg een goedkeurend hoofdgeknik van iemand in het kantoor die mij werd voorgesteld als een collega free-lancer: de man die veel later even hoofdredacteur van het magazine zou worden en tot voor kort minister van Financiën zou zijn: Johan V.O. We waren allebei benige en opgeschoten adolescenten. Hoofdredacteur Frans C. zal toen in de dertig geweest zijn. Net nog niet buikig.
Wat had Bergougnan dan, wat de Trends-lezer moest weten? Bergougnan was zelfverklaard instrumentenbouwer geworden! Van rubberproducent naar instrumentenbouwer is een zevenmijlslaarzen-stap. Het is als een patattenboer die ineens in de keuken van een exquise restaurant gaat werken.
Wat een gekke bedrijfsnaam ook. Ware het bourguignon geweest, het zou vertrouwelijker klinken en zou allicht met de voedingsindustrie te maken hebben… Bergougnan was echter een Franse familienaam. De naam van de stichter van de rubberfabriek: Raymond-Célestin Bergougnan. ‘Ray’ pour les dames.
Dat Franse rubberbedrijf was aan het Belzeelse kanaalwater neergestreken in de beginjaren 1920. Had in hoofdzaak volrubberbanden gemaakt voor industriële voertuigen. De Michelin van de banden voor de tracteur, legercamion, grondverzetmachien en de hijskraan, zo je wil.
Instrumenten bouwen was een vak voor pietjes preciezen. En toch deed rubberboer Bergougnan het. Wel te verstaan: de metingen waren gerelateerd aan de eigen branche. Metingen op samenstellingen van gebruikte grondstoffen. Internationaal had dit iets te betekenen. Van rubberboer naar bolleboos.
De afgevaardigd bestuurder toonde mij een industriële kast en een pc. Zo een pc met een klein groen scherm en in het karkas ingebakken toetsen. “Dit systeem kon ettelijke keren sneller testresultaten leveren dan een klassieke testbank” zo bezwoer hij. En ik had geen reden om hem niet te geloven.
In de industriële kast zat een hoop wiskunde in zijn vloeibare elektronische vorm. De pc was er om de resultaten zichtbaar te maken. Op dat piepkleine schermpje verschenen grootse getallen, waar ik niets van snapte. Het systeem werd eind de jaren 1970 uitgedokterd aan de KU Leuven en Ugent – toen nog: KUL en RUG.
Beantwoordde dit systeem dan aan een prangde behoefte? Bij de rubberboeren wel. Het was de tijd van compounds. Wie andere stoffen aan rubber toevoegde moest weten of dit geen afbreuk deed aan de dynamische eigenschappen van de visco-elasticiteit. En hier had je hem: de testbank om een duizendtal mogelijke mengsels te meten. Even bij Bergougnan aanbellen en je kwam het te weten. En voor wie het liever allemaal zelf in het eigen bedrijf wou uitzoeken, waren er zeven apps, toen nog simpel computerprogramma’s geheten, die je mee naar huis kon nemen. Alles tegen betaling natuurlijk.
Ineens werd Bergougnan een hi-tech bedrijf. Dat was het nieuws! En zelf profiteerde het bedrijf vanzelfsprekend van haar eigen know-how. Haar volrubberen banden waren beter van die van Toyota en, jawel, van Datsun! En het Franse moederbedrijf in Clermont-Ferrand had geen vinger in de pap. Alzo sprak de afgevaardigd bestuurder. Het was Vlaamse know-how!
De know-how was ook van “ons kent ons”. Van niemand minder dan de broer van de afgevaardigd bestuurder zélf, vorser bij KUL. In die dagen – de eerste Flanders Technology zou het jaar daarop ontluiken – was het een sport om Vlaamse ingenieurs te prijzen voor hun wereldklasse. Het was de tijd van: “Wat we zelf doen, doen we beter!”
Nou moe, wat een verhaal. Thuis gekomen, zakte ik door de grond. Niets, maar dan ook niets van het twee uur durende gesprek was geregistreerd op mijn bandopnemer in pocketformaat. Enkel gewauwel. Had dan eens geïnvesteerd in de toen beschikbare persoonlijke technologie!
Een paar dagen later stond ik opnieuw op de stoep bij de fabriek aan de vaart in Evergem, zij dat het daar Belzele heet. In een ingenieursbedrijf moest je niet hopen op een deftige ontvangstbalie. Je mocht al blij zijn dat er iemand in een stofjas in de buurt liep die jou de weg naar het kantoor van de baas kon wijzen.
De baas was niet verbaasd. Ik denk dat niets deze man kon verbazen. ‘Meneer Peters’, zo heette hij, had ze al zien vliegen. Hij kwam uit de vliegtuigbouw. Hij mocht in een vorige carrière toezien op de assemblage van de Starfighter, de voorloper van de F-16. Het interview kreeg een tweede kans: fasten seat belts and play that tape recorder again! Those were the days.
En toen verscheen mijn allereerste artikel in Trends magazine in december 1982. Ik was 23 jaar. De publicatie gooide hoge ogen bij potentiële werkgevers, vrienden, tantes en nonkels. Het opende een carrière. Ik tekende met het pseudoniem ‘Frank van Kortrijk’, want ik had al een vaste baan bij een andere uitgeverij in een zijstraat van de Louizalaan.
Het ging mij vervolgens nog decennia voor de wind. Maar hoe verging het Bergougnan verder? Na de overname door het Zweedse Trelleborg, in 1987, zou pas jaren later aan het licht komen dat de rubberboer – tegelijk techneut of niet – heel erg onfris had omgesprongen met de bedrijfsgrond waar hij op pootte.
Nestvervuiling eerste klas! De grond zat vol oplosmiddelen en op het grondwater had zich een laag van 10 centimeter rubber en oplosmiddelen gevormd. Zo ontdekte OVAM, nadat een immokantoor, aldaar actief, de kat de bel had aangebonden.
De bandenproducent en de investeringsmaatschappij die de terreinen bezat, werden aangeklaagd voor de historische vervuiling. Toch werd een deel van de vervuiling in recentere jaren gepleegd. Na de sluiting van de productie, in 1997, was de Zweedse overnemer Trelleborg nog steeds aanwezig op het terrein. Het bedrijf huurde twee magazijnen voor distributie en opslag. Fruit- en groentengroothandel Prima Mundo nam een deel van de ruimte in. Maaltijdboxenbezorger HelloFresh volgde.
Toen nooit gedacht dat Vlaamse ingenieurs zo’n vervuilers konden zijn, al hun Flanders Technology brains ten spijt. Over hoe het verder is verlopen met de “wat we zelf doen, doen we beter – service aan de klant” is mij niets bekend. Allicht werd het een scheet in een fles. F.D.
Lees ook op deze blog:
Libert maakt plaats voor nieuwe stadswijk (aan de Nekkersputstraat, Brugse Poort)
Verffabriek (Lippens) nog vrij recent in hartje stad (aan de Lieve)
Lees ook op deze blog: