persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
De drie gedrochten bij het Griendeplein, en verder langs de Opgeeïstenlaan en de parallelle Filips van Cleeflaan, verpieterden al decennialang het panorama achter de middeleeuwse Rabottorens.
De “sociale” torens waren echter ooit geliefd in Gent. En dan eerst wel voor redenen die nu niemand zou verwachten. De torens herbergden namelijk – zo werd ooit gezegd – de appartementen van de “dikke nekken”.
In ‘Rekto Verso‘ – tijdschrift voor cultuur en kritiek – schrijft Heleen van der Meulen eind 2013: “De Rabottorens zijn een beladen plek in Gent. Ten prooi gevallen aan negatieve mythevorming, gaan ze nu tegen de vlakte.”
De auteur wijst erop dat de torens een sterk magnetische werking hadden op kunstenaars. Vooral naar het levenseind van de torens toe.
Maar bij de geboorte van de eerste toren, ruim veertig jaar geleden, in 1972, werden de bewoners vaak aangeduid als “dikke nekken”. Dit kwam simpelweg omdat de eerste bewoners, dankzij hun vast inkomen, hun verpauperde buurten konden ontvluchten. Naar de normen van die tijd werden de woontorens chic bevonden, en wie er kwam wonen werd door zijn vroegere buren met afgunst bekeken.
Echter, dit imago van de torens heeft niet lang stand gehouden. De oliecrisis van 1974 noopte de bouwheer (die vandaag ‘Woningent’ heet) ertoe om de twee overige torens te bouwen met een minder dikke portemonnee.
Heleen van der Meulen: “De betekenis van ‘sociaal wonen’ verschoof van ‘een oplossing voor de woningnood’ naar ‘behuizing voor kwetsbare gezinnen’, wat onvermijdelijke spanningen opleverde met de eerste bewoners.”
Uiteindelijk kregen de Rabottorens echt een slecht imago naarmate duidelijk werd dat ze veel mankementen toonden. “Vandaag blijken de indeling en de nummering van de flats één groot kluwen, zelfs voor de brandweer. Op een mortuarium na telden ‘de blokken’ geen gemeenschappelijke ruimtes, en ook de infrastructuur laat te wensen over.”
Toen de torens dan ook nog in het nieuws kwamen naar aanleiding van brandstichtingen, zoals in 2003 en 2004, waren de “dikke nekken” allang vertrokken. Opnieuw lieten ze verpauperde buren achter. Op dat moment werd over de bewoners al openlijk gesproken als de “kansarmen”.
In die periode leerden mijn madam en ik in café ‘Bentos’ aan de voet van de Wondelgemstraat, een Fransman kennen. Hij was in Gent gestrand tijdens de jaren 60 en was er getrouwd met een Gentse. Toen we vroegen waarom zijn vrouw hem nooit vergezelde op het zondagse aperitief in het café, bleek dat ze slecht te been was. Ze woonden in een van de torens. Op een van die zondagen gingen we met de Fransman mee om haar een bezoekje te brengen. Zodoende maakten we kennis met de zeer povere gemeenschappelijke infrastructuur, de gangen met hun pastelkleuren badend in hard kunstlicht, en hun kleine appartementje in het vale lichtgroen. Dit was tien jaar voor er over afbreken gesproken werd. Toen in 2014 de gevel van de eerst toren werd ontmanteld en alle woonhokjes bloot kwamen te liggen, kon ik hun appartement thuis wijzen aan het afgebladderde lichtgroen.
Wie wil weten welke aantrekking de Rabottorens op kunstenaars hadden, leze het verhaal van Heleen van der Meulen, ‘Het verhaal achter de drie torens’, op de site van ‘Rekto Verso’.
De uitgelichte foto bovenaan deze pagina is afkomstig uit de expo over het Rabot van Tina De Gendt, in het STAM, eind 2022 – begin 2023
Lees ook op deze blog:
Op de website van Stad Gent wordt getoond hoe de “kansarmenwijk” er in de toekomst zal gaan uitzien.
Zo staat er: “De drie woontorens van de sociale huisvestingsmaatschappij ‘WoninGent’ worden afgebroken en vervangen door acht nieuwe gebouwen met sociale appartementen, buurtvoorzieningen en groene ruimte.”
Zoniet “veelbelovend”, ziet het project er toch stukken beter uit dan wat de Rabottorens ooit geweest zijn: “Tussen de nieuwe gebouwen is er plaats voor onder meer collectieve tuinen voor de bewoners. Er komt ook een openbaar parkje in het verlengde van de waterloop De Lieve. Dit komt uit in de groene dreef van het Rabotpark, die wordt doorgetrokken tot aan het Griendeplein.”
En by the way er zijn de Rabottorens en dé Rabottorens. “Het Rabot (1489-1491), ook wel de “Drie Toorekens” genoemd, is bijna het enige bouwwerk dat overgebleven is van de 14 kilometer lange stadsomwalling. Het is een keersluis waardoor een gebied van 15 km2 onder water kan worden gezet om alzo vijanden op afstand te houden.” alzo schrijft ‘Ronde Tafel 68’, een beschermengel van het middeleeuwse bouwwerk, dat gelukkig spoedig uit de slagschaduw zal kunnen treden van haar laattwintigste-eeuwse naamgenoot.
En: “in de middeleeuwen moest elk schip door het Rabot varen en kon dus worden gecontroleerd”. De Lieve aan de andere kant van het Rabot is allang gedempt. Dit kanaal liep vanaf het Rabot verder, over de Begijnhoflaan, richting Wondelgem. F.D.