persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
OPINIE/ ENTREPRENEUR – 06 oktober 2016 – De samenwerking tussen overheden en bouwpromotoren ligt onder vuur. Vooral in Gent, nadat de stekker is getrokken uit ‘de bank van hier’ – in het bijzonder die aan de Keizer Karelstraat. Meteen hekelde de oppositie in het stadhuis ‘de verwevenheid tussen politici en promotoren’. Die zou groot zijn. Altijd al geweest waarschijnlijk.
De rode voorman reageerde eerst ongelukkig; speelde paniekvoetbal. Eerder had hij gesteld dat samenwerking broodnodig is, dat anders niets bougeert op het vlak van grote realisaties. Het eeuwige dilemma tussen actie ondernemen en afwachten wat anderen zouden gaan doen. Na het kiezen voor actie, is vaak iedereen tevreden. Kijk naar de verwezenlijking van de Ghelamco Arena.
Paniekvoetbal was niet nodig. De van nature goedlachse rode voorman, vanuit des burgers buikgevoel buiten verdenking gesteld, had à la die andere rode voorman moeten antwoorden op de vraag “kent u die of die”, met: “Et alors?” Het is immers geen misdaad om mensen te kennen, ook niet als je er tijd mee doorbrengt op een yacht die als vergader-/feestvaartuig wordt gebruikt tijdens een internationale vastgoedbeurs. Dit zegt ook de gekortwiekte bankier in Humo: “Is er een tenlastelegging omdat je een netwerk hebt?”
En de volkswijsheid, dat je “geen vliegen vangt met azijn”, ligt aan de basis voor de public relations. Politici zijn soms vragende partij. Promotoren lobbyen. Dit is niet nieuw. Hoe oorbaar de praktijken aan beide kanten zijn, wordt nu in een stadhuiscommissie bekeken.
Niets aan de hand, op voorwaarde natuurlijk dat de gemeenschap niet de factuur van die public relations betaalt door stiekem aan de Botermarkt gestuurde rekeningen. Of iets in die stijl. Op voorwaarde dat de politici transparant zijn in hun werkwijze. Zowel rode voormannen als vermeende blauwe spinnen. En op voorwaarde dat promotoren tijdens het wordingsproces volgens het boekje werken. En geen trucs uithalen met vennootschappen of bepalingen.
Op voorwaarde dat de gemeenschap niet gebruikt wordt om promotoren winst te bezorgen. Bv. door gemeenschapsgronden goedkoop te offreren om er in achtergestelde wijken luxeflats te bouwen. Want daar dient gemeenschapsgeld niet voor.
Of dit allemaal klopt? Het vraagteken bij die vragen blijft vooralsnog overeind.
Neen, je leest hier geen namen. Dit is een cursief geschreven stuk. Man en paard – of beter: mannen en paarden –werden al duizendwerf genoemd in de pers.
De oppositie houdt de vinger aan de pols. Zo ook de PVDA, die tijdens Openbedrijvendag zowaar een ‘Optima-fietstocht’ organiseerde. De naam was wat opportunistisch gekozen, want de werven waarlangs de fietstocht liep, waren niet altijd met de (vastgoedpoot van) ‘de bank van hier’ verbonden. Het was eerder een manifest tegen een gebrek aan sociaal component in die projecten – vaak gelegen in de 19e eeuwse gordel/herwaarderingsgebied.
Aan de Gasmeterlaan – het vastgoedproject op en bij het terrein van het vroegere containerpark – bleek er een gemiste kans te zijn. De kans heet dan dat de lieden die daar van oudsher wonen, ook kunnen blijven. Luxeprojecten zijn voor hen echter ontoegankelijk. En voorts jaagt het project de huurprijzen de hoogte in. Die lieden worden eigenlijk uit hun wijk gedreven. ‘Gentrificatie’ heet zoiets. Niet genoemd naar Gent, maar naar “gent, gentry”: gegoede burgers in het Engels. Dit verhaal kan je transplanteren naar andere achterstandswijken. Om en bij de Oude Dokken bijvoorbeeld.
Gentrificatie is niet nieuw. Het is vaak ook de keerzijde van de veelgeprezen stadsrenovatie – ook in de stadskern. In een tijd dat de vraag naar sociale woningen nooit zo groot was, kan het geen verbazing wekken dat die luxeprojecten door de oppositie met argusogen worden bekeken.
Tijdens de fietstocht wees Tom van de PVDA op de pijnpunten van de grote vernieuwingsprojecten: aan de hoek Langemunt/Grootkanonplein, de Gasmeterlaan, de Oude Dokken en het Sint-Pietersstation. Aan wie zich, net als ik, afvroeg waarom de ruimte achter de kantoortoren genoemd naar de tante van Cyriel Buysse, bezaaid is met betonnen heipalen, kan ik het antwoord nu wel geven: er komen meer torens, en daar zijn ze bij Buitensporig niet wild van.→
Over ‘Gentrificatie’: een thesis van UGent
Over de fietsroute: verslag in Het Nieuwsblad
Naast “et alors?” als antwoord op criticasters, kan deze vereeuwigde Mitterrandvraag ook aangevuld worden met “et maintenant?“, hoe het verder moet met de samenwerking tussen politiek en bouwpromotoren in de stadsrenovatieprojecten. Alleszins wat het sociale aspect betreft.
Bouwpromotoren houden hun vennootschappen natuurlijk niet boven de doopvont met het oog op het bouwen van sociale woningen. Maar net zoals de politiek hen nodig heeft, hebben ook zij de politiek nodig. En de vraag rijst of de politiek genoeg uit de brand sleept om voldoende sociaal component te introduceren in die projecten.
Het is dus niet enkel zaak of politici en promotoren binnen of buiten het boekje werken, maar ook of politici in deze niet boven hun gewicht boksen. F.D.
Lees ook op deze blog: