persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
Wat hier volgt is een passage uit mijn roman ‘Brussels Calling’, een business thriller over het bedrijfsleven en de pers in de jaren ’90. Het verhaal speelt zich af in Brussel, Brugge en Gent, en op enkele plekken in de VS. (‘Brussels Calling’ is in de stadsbibliotheek van Gent)
In de geselecteerde passage uit het boek, nodigt het hoofdpersonage Philip – Gentenaar en managing partner in het Brusselse ‘Het Communicatiebureau’ – één van zijn beste klanten uit voor een lunch in het restaurant van het Kasteel van Zwijnaarde.
Na de lunch zou die een congres in het ICC in het Citadelpark bijwonen. Maar als het zo ver is, wil hij de Kortrijksesteenweg verkennen. De klant heet Benoît de Crommenbrughe d’Ydewalle, een hoge pief van Gaz de Belgique, deel van de holding Société Générale.
Hij is een heer die lijdt aan het “Dr. Jekyll en Mr. Hyde” syndroom. Tijdens een eerdere zakenreis naar Philadelphia en Palo Alto (Silicon Valley) had Philip al eerder kennis gemaakt met de twee gezichten van Benoît. Op gezette tijden transformeerden Benoît’s heertjesmanieren naar boertig gedrag.
[passage uit het boek]
(…) Benoît was zoals verwacht erg opgetogen over de locatie. Hij putte zich uit in superlatieven over de prachtige tuinen, en over de stijlvolle historische salons.
Benoît wimpelde de vraag naar zijn tijdsbesteding weg. Hij was niet van plan om hier haastig een vorkje te prikken om daarna als een hazewind naar zijn congres te vertrekken. “Dit keer ben ik geen spreker”, verduidelijkte hij zijn gebrek aan haast.
“Ik vind het fijn toeven hier”. De voorname, middelgrote heer van een eind in de vijftig, met zijn verzorgd kortgeknipt haar en zijn onkreukbaar imago als Chief of Computer Technology bij Gaz de Belgique zat er in zijn beste polopak te pronken als was hij de kasteelheer zelve.
Benoît koos voor het vijfgangenmenu: veldsla met Sint-jakobsschelp en rode biet, gevolgd door pompoensoep met gerookte paling en verse room, gevolgd door rollade van kalkoenfilet met spek en abrikoos en zalfje van aardpeer, gevolgd door Forêt Noir, en met als toetje mokka met versnaperingen.
“Hier staan we nog niet meteen weer op de stoep”, vreesde Philip. “Waarover zal ik het de hele tijd met hem hebben? Over de Société Générale? Neen, daar weet ik te weinig over. Over golf? Daar weet ik helemaal niets zinnigs over te vertellen. Over Philadelphia of Palo Alto? Dit is mezelf op glad ijs wagen…”
Benoît stelde voor dat Philip uit de wijnkaart zou kiezen. Philip was geen echte wijnkenner, dus jokte hij dat hij zijn leesbril thuis had laten liggen, en schoof de wijnkaart wijselijk door naar Benoît. Die bestudeerde de kaart als een echte vinoloog, en stond erop om zijn keuze te toetsen aan de kennis van de keldermeester. Er volgde een lange bevraging doordesemd met oenologische verwijzingen. Het deed Philip duizelen. “Uiteindelijk kies je toch een fles wit en een fles rood”, dacht hij. Philip wist van zichzelf dat dit een achterlijke gedachtengang was. Het kon hem echter niet veel schelen. Hij vertrouwde op het oordeel en de beslissing van de twee kenners.
Toen de keldermeester de bestelling ging halen, richtte Benoît plechtig het woord tot Philip. (…) “Laat ons aan de toekomst denken, en aan de waardevolle dingen in het leven,” sprak hij gemaakt vrolijk. Dit was zijn voorwendsel om een oeverloze lofzang te houden op zijn werkgever, Gaz de Belgique en haar moederbedrijf, de Société Générale. Als hij daar mee klaar was, gooide hij het over de boeg van de adellijke titels.
“Of hij van de adel afstamde”?, wilde Philip graag weten. Benoît maakte zijn borst nat dat dit het geval was. Hij ging uitgebreid in op de Belgische adel en haar categorieën. Hijzelf behoorde tot de categorie van ‘Het Belgisch Adellijk Huis’, met als subcategorie: ‘Het Huis van Crommenbrughe d’Ydewalle’. Hij liet zich laatdunkend uit over de lijst van adelverheffingen. “Dit soort titels werden dikwijls verworven voor opzienbarend wetenschappelijk werk, uitmuntende ondernemerskwaliteiten, uitzonderlijke sportieve prestaties, en dies meer. De echte adel is de hofadel of de landadel”, doceerde hij. “Dat is de adel met een lange traditie…”
Hij begon Philip wat te vervelen met zijn uitleg over de adel. “De landadel zal zeker over uitstekende kwaliteiten beschikt hebben…”, dacht hij malicieus. “Met name: de kwaliteiten om pachters uit te buiten en te onderdrukken. De adel van de adelverheffing zullen maar sine nobilis geweest zijn, die zich toevallig met wetenschappelijk werk of zo hebben bezig gehouden… Tja.”
Philip luisterde nog maar met een half oor, toen Benoît ook nog eens over heraldiek begon. Intussen waren ze bijna halfweg het vijfgangenmenu en hadden reeds drie flessen witte Bourgogne gekraakt.
Philip wou even een frisse neus halen op het ruim bemeten balkon. Benoît ging zijn handen wassen. Philip besefte dat hij het voortouw moest nemen, zodat hij niet langer naar het gezeur van Benoît hoefde te luisteren.
Terug aan tafel, informeerde Philip naar Benoît’s visie op ondernemersethiek. Het was een verkeerde gok. Nu zette Benoît een boom op over de nouveaux riches, hun lak aan ethische principes, hun dedain voor cultuur en hun asociale gedrag. Hij vond ze in de regel platvloerse poenpakkers. Hij bracht het thema terug naar de oude adel die in hun tijd, hun economische principes altijd nauw hadden verweven met de sociale en religieuze waarden, en met het hogere staatsbelang. Philip werd haast moedeloos van het eigenlof van Benoît. Een stemmetje in zijn hoofd fraseerde de uitlating van Benoît: “De oude adel die, in hun tijd, hun economische uitbuiting altijd nauw hadden verweven met de paternalistische betweterij, daarbij geholpen door de kansel. De adel van toen kenmerkte zich verder door haar beate adoratie voor het Koninklijk Hof dat, in die tijd, oogluikend toeliet hoe negerhandjes werden afgehakt in de kolonie.”
Philip had gehoopt dat Benoît het misschien eens zou hebben over de ethische benadering van de Sociéte Générale, maar dit bleek ijdele hoop.
Toen het kalkoenfilet was verorberd, hield Benoît eraan voor de tweede maal een fles rood te bestellen. Hij koos opnieuw voor de Volnay Santenots-du-Milieu 1e Cru van Domaine Mikulski. “Hij was toch lekker fruitig en fluweelzacht, niet?”, polste hij Philip bij wijze van afleiding. Tegen de tijd dat het toetje werd geserveerd, waren ze allebei al flink boven hun theewater.
Philip probeerde enigszins te versoberen door grote glazen water naar binnen te zwelgen. Benoît vond dit niet nodig. Hij prefereerde een cognacje.
Toen hij op zijn polshorloge keek, stelde hij hardop vast dat het niet meer de moeite loonde om nog naar het congrescentrum af te zakken. Hij stelde voor om eens samen naar de Royal Latem Golf Club te rijden. Hij had daar in de buurt nog een verre tante wonen. “En hoopte van haar te erven”, dacht Philip erbij, “maar was haar al een tijdlang uit het oog verloren”.
Hoe dan ook, Benoît dankte Philip voor het exquise maal. Dit betekende dus dat Philip de creditcard van Het Communicatiebureau kon trekken.
Benoît liet zijn auto op de parking van het kasteel achter, en stapte in in Philip’s vervangwagen.
Philip reed via de dorpskom van Zwijnaarde en de dorpskom van Sint-Denijs-Westrem de Kortrijksesteenweg op, in de richting Sint-Martens-Latem.
Beetje bij beetje transformeerde Benoît in de auto naar de kwaadaardige Mr. Hyde, zoals in de roman Dr. Jekyll en Mr. Hyde van de 19e eeuwse Schotse schrijver Robert Stevenson. Philip hield zijn hart vast. Hij herinnerde zich het tafereel met Benoît in de hotelbar in Philiadelphia.
Onderweg naar Latem scheen Benoît hoe langer hoe minder interesse te betonen voor zijn verre tante, wel: voor het jonge vlees dat in de vitrines op die ‘Red Light Boulevard’ in bikini stond te pronken. We hebben weer prijs, dacht Philip. Het zal me maar weer overkomen. Benoît behekst door alle genuttigde dure wijnen ging haast aan het flippen. Hij beval Philip om halt te houden bij een club met de milieuvriendelijke naam ‘Les Quatre Sapins’. Philip volgde gedwee de instructies van de grootste broodheer van Het Communicatiebureau van het ogenblik. Klant is koning.
Met zijn Mefistofelische blik nodigde hij Philip uit voor une coupe de champagne in het gezelschap van schaars geklede meiden. Philip vond het eigenlijk zelf wel spannend. (…)
[Einde passage uit het boek]
Uit: ‘Brussels Calling’, Auteur: Frank Depreitere
Openbedrijvendag zondag 2 oktober 2016, praktisch: VOKA
Lees ook op deze blog: