CURSIEF – Over “den Duits” en versbakken luxe in ’60


header copie - aangepast persblog.be - kopie (2)persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina

Over de gesprekken op nieuwjaar bij mijn peter en meter

‘CURSIEF’  21 januari 2022 – Weete gij da?Elk jaar op nieuwjaarsdag, sprongen ze in de leefkamer van mijn meter en mijn peter, van honderd meter hoog naar het besneeuwde dal: die skiërs met hun schansspringen in Garmisch-Partenkirchen.
Ze kwamen van rechts van de koekoeksklok, vanuit een hoog meubel dat geconstrueerd was met het oogmerk om er een kijkkast in te plaatsen.

De gewichten aan de koekoeksklok hingen aan lange fijne kettingen, ongelijkmatig onder de Tiroler hut. De koekoek had er, onder het malen van de tijd, allang de brui had aangegeven. Je zag hem zitten. Het deurtje van zijn hut stond open. Normaal had het deurtje na elke “koekoek-sessie” weer dicht moeten klappen. Maar dit deed het niet meer. Het  vogeltje leed precies aan verlammende reuma. Was het omwille van de aanhoudende tocht, die links van de klok, doorheen de voortdurend open en dichtslaande ‘deur-naar-de-koer‘ kwam?

Zeker op nieuwjaarsdag was het altijd druk aan de Spoorweglaan in Meulebeke, dorpje bij Tielt, aan de grens met Oost-Vlaanderen – het stadje waar Freek Neirynck vandaan kwam. Weete gij da?
Die dag, tijdens welke, elke telg van de familie op het appèl werd verwacht, floepte ‘de-deur-naar-de-koer’ constant open en dicht.
En er waren telgen genoeg opdat de zulle zou verslijten: negen kinderen met partner en kleinkinderen. Eén nonkel niet te nagesproken. Nonkel S. was thuis blijven wonen. Hij had wat achterstand… om het zo te zeggen.

Tielt

Nonkels en tantes gingen, samen met grootouders, telkens op nieuwjaarsdag in de voorplaats aan een heel lange tafel aanschuiven.
De voorplaats, dat was de “beste plaats“, de kamer in huis voorzien voor bezoek. In de regel gingen mijn grootouders daar enkel zitten als ’t nieuwjaarsfeest in huis was. Misschien ook eens met Pasen.
In die voorplaats stonden er twee stoelen, links en rechts van de schouw. Die stoelen zagen er uit alsof hun poten en oren voor de graven van Vlaanderen waren gedraaid, en als dusdanig in het Gravensteen thuishoorden. Boven de schouw hing een heel grote schilderij van een stervende Jezus aan het kruis. Welke bekende of onbekende kunstenaar dat geschilderd had, is mij tot op heden een raadsel. Het zal allicht niet Rubens geweest zijn.
Wat ik wel weet, is dat bij een huisbrandje – voortkomend van een uitslaande vlam uit de proestende kachel onder het schilderij – het doek beschadigd was geworden, en dat mijn peter dat met een kwast eigenhandig geretoucheerd had.
Ik weet niet of ze vandaag aan hem zouden gevraagd hebben om de panelen van Van Eyck te helpen retoucheren in het STAM, maar eigenlijk had hij dat nog niet zo kwaad gedaan.

Terwijl dus de skiërs in de leefkamer van haast twee meter hoog uit de wandkast, vanuit hun springschans, in onze nek kwamen gesprongen, zaten ikzelf, mijn kozijnen en nichten in het dal. ’t Is te zeggen: we zaten in die leefkamer hetzij aan tafel, in de sofa of in één van de twee clubzetels bij de stoof.

In die leefkamer woonden nog twee dieren die de koekoek gezelschap hielden, en die waren niet dood: een kanarie en een hondje.
Die kanarie had geen naam, maar dat verhinderde hem niet om met zijn korte dikke snavel vele toonladders boven de mensengesprekken te schellen.

pic huisdierenbazaar

Met zijn hoge fluitregister telde de kanarie voor twee, aja dat moest wel, want die koekoek aan de overkant van de kamer was immers morsdood. Sinds dus aan de overkant in de Tiroler hut de tijd was blijven stille staan, stond er geen maat meer op die kanarievogel zijn ornaat.

Dat Duits-Oostenrijkse Garmisch-Partenkirchen op nieuwjaar, in combinatie met de koekoek in zijn Zwitsers-Oostenrijksaandoende berghut was een beetje bevreemdend in een Vlaamse leefkamer.

In de leefkamer broeide het van gesprekken en omstuimigheid tussen kozijnen en nichten. De jeugdigen groepten bij elkaar in samenhang met de leeftijd en hadden het over duizend-en-één-dingen. Bijwijlen gingen ze zichzelf luchten via de koer, naar de tuin. Die tuin was het produkt van de belendende lintbebouwing. De tuin strekte zich uit over: een voortuin, trapjes, een middentuin, een werkkot, een achtertuin en een beestenkot.

Aan het uiteinde kon je over de velden turen en zag je de 300m hoge zendmast van de vrt, toen nog BRT. Dit was in Egem, bij Pittem. Daarachter begon de provincie Oost-Vlaanderen.
Het was dankzij die zendtoren dat de skiërs uit Duitsland – in het zwart-wit – via de kijkbuis in de Vlaamse leefkamer binnendrongen.

Egem, zendmast – pic pitttem.be

Als kind hoorden we overleveringen over Den Duits die “alles kaput had gemacht” – en eenmaal hij daarop werd gewezen, na de oorlog, antwoordde met: “wir haben es nicht gewuBt”We hoorden over mensen die tijdens de oorlog “zwart” waren en mensen die “wit” waren.

Mijn peter van Meulebeke had veel werk gehad tijdens de oorlog. Ik voel je al denken: “hij was zeker “een zwarte”? NEEN, hij was géén zwarte.
Hij werkte met zijn broers in de familieschrijnwerkerij. Het waren de Engelsen met hun bommen die dienden om “den Duits” weg te jagen, die hem tijdens de bezetting extra werk bezorgden. Telkens die met hun bommenwerpers in het Vlaamse zwerk waren verschenen, sprongen in een wijde omgeving de ruiten aan diggelen en vlogen de dakpannen in het rond.
De schrijnwerkerij moest alles komen lappen, met dank aan de Engelsen.

De “zwarte”, die waren er in het dorp ook geweest. Belgen die tijdens de oorlog te gretig Duitsers ontvingen en zaken met hun deden – het ging over geldzaken en/of over “vuile manieren” – kregen na de Wapenstilstand de woede van het volk over zich heen. 

pic aroundsan

Aan hun lange tafel in de voorplaats waren de nonkels en de tantes ver verwijderd van de confrontatie met de Duitsers. Daar in die voorplaats stonden op de lange tafel Vlaamse taarten en zware Vlaamse bieren.
Het was niet omdat mijn peter en meter niet collaboreerden tijdens de oorlog, dat zij zich niet fiere Vlamingen zouden gevoeld hebben.
In de tijd van de hakenkruisen moest je daarmee oppassen, met “Vlaams zijn”. Vendelzwaaiend Vlaanderen werd toen met collaboratie geaffilieerd.
De collaborateurs zijn het die de Vlaamse zaak definitief naar de filistijnen hebben geholpen. Tot op vandaag. Hun idolatrie voor de bezetter had niets te maken met de geest van de Ijzertoren. Weete gij da?

Naarmate de uren verstreken vulde de voorplaats zich met een smog die zijn gelijke niet had gekend in het Londen van de jaren ’50, ’60. Dit was het gevolg van de consumptie van sigaretten door sommigen, en van de ‘Stompkop’-sigaren door anderen.

‘Stompkop’ was het geliefde sigarenmerk van mijn peter. Enkel op zondag rookte hij er één. Op nieuwjaarsdag, misschien twee of drie. 

Stompkop-sigaren

Tussen het plafond van de voorplaats en de pratende koppen boven de tafel hing een blauwgrijze wolk.
De ‘groene gedachte’ bestond nog niet in die tijd, tenzij in de vorm van ‘Groene Michel’, wat een heel zware sigaret was. De Belgische tegenhanger van de Franse Gauloises.

Samen met de opkomende smog, en het verdampen van de inhoud der bierglazen, vergleden kristalheldere gesprekken in geroezemoes, geleuter of gestoef. Het gestoef van oorlogskinderen die vanaf de jaren ’50 de luxe in de maatschappij hadden zijn groeien, als ware het een fel bloeiende woekerplant die ook nog een zoete geur verspreidde.
Tv’s, stofzuigers, wasmachines en droogtrommels waren zijn exponenten. Tupperware ook. En alle nieuw ingekochte goederen leidden tot het verwerven van een zekere status. Zo zeker de auto!

Eerst werd met ingehouden trots de nieuwe auto aan de familieleden voorgesteld. De eigenaar troonde een meute belangstellenden uit de voorplaats mee doorheen de hal naar de straat. Ze stonden daar op de Spoorweglaan: de bolides!
Eenmaal terug gezeten in de voorplaats, en de levers verzadigd, sloeg die ingehouden trots wel eens om in verholen stoef.

Taunus 20m

Wie zou de grootste hebben?” “Wie zou de schoonste hebben?
Nonkel A had zich aan het begin van de jaren ’70 een ongezien lange slee aangeschaft. Een witte Ford Taunus 20M. Het silhouet van die bolide gooide een flinke hap schaduw op de gevel van peter en meter’s woning, voor dewelke hij te paraderen stond.

Om op het roken terug te komen: ook dat was een teken van vooruitgang! De mensen hadden leren roken aan de Amerikaanse bevrijders aan het eind van de oorlog. De Amerikanen hadden de filtersigaret in ons land geïntroduceerd. Al in WOI eigenlijk. Voor hun komst werd hier nog achterlijk gepruimd of gerold. Dit leidde in de regel tot rochelen en spuwen. Met eigen ogen heb ik als kind nog gezien hoe een volksmens, gezeten van in zijn clubzetel, de pruimtabak uit zijn muil tot meters ver mikte in de pruimbak – wat een schoteltje plag te zijn dat het best op een hondenvoerbak lijkt. 

Lijnbus jaren’60 – pic zone01

Ik heb als kind ook nog geweten dat in die groene lijnbussen achter de chauffeursstoel een plakkaatje hing met “verboden te spuwen/ défense de cracher”.

 

Ook Walen durfden wel eens te spuwen. Ze spuwden gelijk de Vlamingen na het kauwen van pruimtabak. Ze spuwden ook op de Vlamingen die ze alle over dezelfde kam schoren als het ging over de collaboratie. Daarbij verzwijgende dat de “zoon van Hitler” – zoals hij zich liet noemen – uit hun eigen midden kwam: de Waal Léon Degrelle, met zijn groot nazi-bakkes. Het was zijn ultieme wens om na zijn dood uitgestrooid te worden in het bos bij Le Tombeau du Géant, in de provincie Luxemburg. Hij verkoos duidelijk niet om vroegtijdig verast te worden in, bv., het Duitse ‘Boekenbos’, daar ter plekke ‘Buchenwald‘ geheten.
Je merkt het, de oorlog lag nog vers in het geheugen van de mensen. Er was nog veel onverwerkt verleden. Maar goed, we hadden het over roken, niet over verassen.

Nu den Duits door de Amerikanen en Engelsen was weggejaagd, kon er tenminste modern gerookt worden in de voorplaats!

Een paar jaar geleden bezocht ik de tentoonstelling in het Huis van Alijn over rookgedrag en rookwaren. Er hingen daar allerlei reclameaffiches voor sigarettenmerken tegen de muur. Eén fabrikant maakte er reclame voor “de gezonde sigaret”.

En weet je wie zich ervoor leende om deze bedriegelijke boodschap te verbreiden door middel van de geloofwaardigheid van zijn bekend manspersoon? Eddy Merckx! Weete gij da?
Verfoeilijk!

Eddy Merckx rookte “gezond”

Waar ook graag over gestoefd werd in de leefkamer op nieuwjaarsdag, waren de eerste verre reizen die de nonkels en de tantes in die tijd ondernamen. Eind de jaren zestig ruilden Jan & Mie Modaal de uitstappen naar zee of de Ardennen voor autoreizen naar Italië of Spanje.
Dan werd op nieuwjaar nog maar eens de loftrompet afgestoken over het verblijf in één of ander exotisch oord, incluis de vermelding van hotels, kerken en stranden. Ze hadden ook lederwaren, castagnetten, sombrero’s of wijnzakken meegebracht van de marktjes aldaar!
Er waren er ook nog bij aan de tafel die naar het Zwarte Woud op reis gingen. Die hielden zich dan wijselijk gedeisd tijdens dit soort heroïsche betogen…

Ik weet nog dat de buren vertrokken in een volgestouwd Fiatje 600 – buurman en buurvrouw en hun drie kinderen aan boord – naar Verona in Italië. Daarvoor moesten ze helemaal door Duitsland, en daartoe hadden ze quasi geen tussentijds oponthoud gepland.

Fiat 600 – 1960s

De mensen namen risico’s en vreesden ook de uitputtingslag niet. Met slechts een handvol paardenkracht in hun sardienendozen-op-wielen, beklommen ze, overbeladen, steile bergen, en gleden vervolgens op iele bandjes weer naar diepe dalen waarbij ze nauwelijks controle over het stuur behielden. Ze kropen met vijf in zo’n autootje en hadden dan nog eens een toren aan kampeergerief en koffers op de porte bagage!

De retro Fiat 500 van vandaag staat voor een zee van ruimte en een stoeterij aan paardenkracht in vergelijking met de Fiat 600 van de jaren ’60.

Bij de terugkomst in Vlaanderenland hadden de reizigers de mond vol over de wonderlijke werelden die ze hadden ontdekt. Ze hadden ook talen geleerd.
De buurvrouw van hierboven wist ons zelfs te vertellen dat ze in Duitsland “würsten” zeggen tegen “saucissen“. Kortom: het Vlaanderen van eind ’60, begin ’70 stond op de drempel van de moderniteit, terwijl de laatste schimmen van een recente oorlog stilaan in hersenspelonken verdwenen.

De nieuwjaarsdagen in de leefkamer en de voorplaats van mijn meter en mijn peter… Het zal inmiddels een halve eeuw geleden zijn.

De Blogman

En het hondje waarover hierboven sprake? ‘Milou’ was eerst onze teefhond – van mij en mijn zussen –  alvorens hij naar de grootouders verhuisde. Milou is de Franse vertaling van Bobby, de hond van Kuifje. En die Franse naam had te maken met mijn vader, die in zijn jeugd de strips over Kuifje en Bobby in een Franstalige gazet had gelezen. En waarom dat zo is, leg ik je op een andere keer wel uit.

 

Lees ook op deze blog:

In ‘De Calcoenschen Haene’

 

 

Het ‘Buurtblad.com’, voorloper van deze blog

 

 

Hoe het jaareinde tegelijk hartverwarmend en troublerend werd

 

 

Terug naar hoofdpagina

Naar Facebook

Lees ook op deze blog:

CURSIEF – ARTIKELOVERZICHT 2016-2017-2018-2019-2020-2021-2022