persblog.be – Verhalen uit en over Gent – naar hoofdpagina
Passage uit het boek ‘Brussels Calling’ door Frank Depreitere
(…) Met Arno aan de hand liep Philip naar de krantenwinkel. Het was prachtig zomerweer. Weldra zou de grote vakantie aanbreken. Cynthia zou zich een maand laten vervangen op de dienst om voor Arno te zorgen. De andere maand moest nog worden ingevuld. Een aantal weken daarvan zou Arno wellicht overdag bij de onthaalmoeder kunnen verblijven. Philip dacht aan Richardus’ belofte met betrekking tot de reis naar Florida.
Zouden Cynthia en hij naar Miami vertrekken tijdens de zomer? Dan is het daar bloedheet. Het zou echter wel een oplossing zijn voor de opvang van Arno bij de grootouders. Tijdens het schooljaar konden de grootouders onmogelijk voor Arno instaan, omdat ze te veraf woonden. Philip zou het de komende week eens met Richardus hebben over het tijdstip van de reis.
De krantenjuffrouw begroette hen vriendelijk. Ze verkocht ook snoep. Of het lieve jongetje een zuurtje wou?, vroeg ze beminnelijk.
De kranten lagen broederlijk naast elkaar in de rekken. Opgevouwen, gaven ze enkel hun titelblad en het hoofdfeit weer. Philip overpeinsde welke krant hij uit de lange rij zou kiezen. “Eigenlijk zou ik ze allemaal moeten lezen”, dacht hij. “Toch elke krant met een economiekatern, zodat ik geen enkel nieuwtje uit de Belgische economie zou missen”.
Zou hij de aangekochte kranten als bureaukosten declareren? De Standaard, De Morgen, Het Financiële Nieuws, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, Le Soir, La Libre Belgique… Regionale kranten zoals de Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg, La Dernière Heure, waren haast niet te vinden in een stad als Gent. En nergens in Vlaanderen kon men de resem Waalse regionale kranten vinden, zoals: La Meuse, La Lanterne of L’Escaut, maar die hadden dan een maar een te verwaarlozen economische berichtgeving. Tenzij in Boekhandel Walry misschien.
Philip dacht ineens aan het fenomeen dat sommige winkels uitbreidden tot horecazaken. Zo was er Walry in Gent, een eigenzinnige boekhandel die eind de jaren zestig ontstond op initiatief van Jenny Walry, die een ruim aanbod aan literatuur, pedagogie, filosofie en natuurwetenschappen in de rekken had. Later palmde de boekhandel het leegstaande belendende pand in, en vestigde er een nieuwscentrum, met kranten en magazines, ingericht als lunchcafé met terras. Walry groeide uit tot een culturele ontmoetingsplaats met literaire avonden, boekpresentaties, lezingen en debatten. Een beetje zoals de Dolle Mol, zij het dat de vergelijking niet helemaal opgaat, omwille van het strijdende karakter van dat Brusselse café.
Ook een fietsenherstelplaats kon de basis leggen voor een café. Bijvoorbeeld het legendarische café ’t Velootje In ‘het Patershol’ in Gent, meer bepaald in de Kalversteeg.
’t Velootje wordt uitgebaat door Lieven De Vos. Als student burgerlijk ingenieur herstelde hij fietsen van studiegenoten. Aangezien de wachtende fietseneigenaars in zijn werkplaats in toenemende mate een pintje wilden drinken, liet initiatiefnemer Lieven er hen voor betalen. Toen de consumpties meer opbrachten dan de reparaties besloot Lieven van zijn werkplaats een café te maken. En wat voor één! Roestige fietsen, olielampen en andere prullaria vullen tot proppens toe de nok van het krocht. Ondanks de vele olielampen is het er altijd schemerdonker. Tijdens de wintermaanden slijt de cafébaas zijn dagen in een oude, rafelige clubzetel, links van een monumentaal haardvuur. Als klanten aan de lange houten, met rotzooi bezaaide zitbanken, aanschuiven, mogen ze het als een gunst beschouwen dat hij hen wil bedienen.
Philip liet zijn blik over de krantenkoppen glijden. (…) Philip’s blik versteef bij de kop van Le Soir: ‘Perquisition chez notaire Van De Weghe’.
Deze notaris had ooit de oprichtingsakte van Het Communicatiebureau opgemaakt. Hij scheen nu in verband te worden gebracht met rammelende timesharingcontracten voor vastgoed in Knokke, Calpe, Gran Canaria en Miami. De notaris trad op voor een Belgische timesharingorganisatie tegen welke de ondertekenaars van koopcontracten een klacht hadden ingediend. Het vierkoppige management van deze organisatie werd ook nog in verband gebracht met de louche verkoop van Texaanse gronden.
Het artikel liep verder over de binnenpagina’s. In een kaderstukje onderaan wist de redactie van Le Soir ook te melden dat ‘uit betrouwbare bron’ vernomen werd dat ook huiszoekingen in ‘De Zaak Struik’ nakende waren in Brussel. “De demon Struik blijft de kop op steken”, overpeinsde Philip. “Zou Richardus, die blijkbaar erg met de zaak was begaan, maar zijn bezorgdheid telkens weer afdeed als ‘interesse voor wat in de sector gebeurt’, dit gelezen hebben?”
Philip kocht Le Soir en Het Financiële Nieuws, dat dit soort zaken toch op de voet zou moeten volgen, en wandelde in gedachten verzonken huiswaarts met Arno.
Thuis vond hij niets over Struik in Het Financiële Nieuws. Hij vond dit erg vreemd. Het Financiële Nieuws van hoofdredacteur Gilbert Billiet zou hier toch weet van moeten hebben? Kleine Arno trok een zuur gezicht. Hij had honger. Ze stapten naar de Chinees waar Arno met zijn kleine mondje Bami, en met zijn grote ogen de goudvissen in het aquarium verslond. “Goudvissen komen oorspronkelijk uit China, en niet, zoals zoveel mensen denken, uit Japan”, doceerde Philip zijn kleine zoon. “Driehonderd jaar geleden waren ze voor het eerst in Engeland verschenen, en dertig jaar later zouden ze voor het eerst gekweekt worden in Holland.” Philip wist dit, omdat hij in de lagere klas ooit een opstel over goudvissen had gemaakt. Misschien was dit wel zijn allereerste artikel geweest, het eerste in een lange rij?
Met de gedachte dat ‘De Zaak Struik’ in troebel water bleef zwemmen, verlieten ze Kam Kwok, “wat dit ook moge betekenen”, dacht Philip. Hij wist wel dat ‘Ho Me’ in het Kantonees ‘lekker eten’ betekende. Dat had die dan weer van de eigenaars geleerd van die andere Chinees.
Ze liepen naar taveerne Braemhof, met zijn tuinterras en speeltuin. Philip zette er Arno op de schommel, in het speelhuisje, op de veerdieren, en op de glijbaan. Na het vertier nuttigde Philip een, naar eigen zeggen, een welverdiende donkere Westmalle. Arno wou een Fristi. (…)
Hoe het boek verder gaat, ontdek je hier:
‘Brussels Calling’ door Frank Depreitere is in de stadsbibliotheek van Gent
Wat aan de hier weergegeven passage vooraf ging:
In de geselecteerde passage uit het boek, brengt het hoofdpersonage Philip een zaterdag door met zijn vijfjarig zoontje Arno, terwijl de mama, Cynthia, aan het werk is. Philip is Gentenaar en managing partner in het Brusselse ‘Het Communicatiebureau’dat hij deelt met Richardus. Hij wandelt met Arno naar de krantenwinkel, de Chinees en een taveerne met speeltuin. Na het lezen van de kranten piekert hij over een latente bedreiging voor het bureau die zich steeds weer manifesteert via de krantenverslaggeving. Een gerechtelijk onderzoek naar gesjoemel in een concurrerend bureau in Antwerpen – de zogenaamde Zaak Struik – neemt uitbreiding naar Brussel. Philip vermoedt dat een nieuwe medewerker in zijn bureau boter op het hoofd heeft.
Lees meer op deze blog:
Lees in het archief 2015 van deze blog:
‘Brussels Calling’ in beelden en onderschriften